|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
|
1) | En Jezus, de schare ziende, is geklommen op een berg, en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. |
2) | En Zijn mond geopend hebbende,1) leerde Hij hen, zeggende: |
3) | Zalig zijn de armen van geest;2) want hunner is het Koninkrijk der hemelen. |
4) | Zalig zijn die treuren;3) want zij zullen vertroost worden. |
5) | Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beerven.4) |
6) | Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid;5) want zij zullen verzadigd worden. |
7) | Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. |
8) | Zalig zijn de reinen van hart;6) want zij zullen God zien.7) |
9) | Zalig zijn de vreedzamen;8) want zij zullen Gods kinderen genaamd worden.9) |
10) | Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil;10) want hunner is het Koninkrijk der hemelen. |
11) | Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle11) kwaad12) tegen u spreken,13) om Mijnentwil. |
12) | Verblijdt en verheugt u; want uw loon is14) groot in de hemelen;15) want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn.16) |
13) | Gij zijt het zout der aarde;17) indien nu het zout smakeloos wordt,18) waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buiten geworpen, en van de mensen vertreden te worden. |
14) | Gij zijt het licht der wereld;19) een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn. |
15) | Noch steekt men een kaars aan, en zet die onder een koornmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen, die in het huis zijn;20) |
16) | Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.21) |
17) | Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden;22) Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen.23) |
18) | Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan,24) zal er niet een jota25) noch een tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied.26) |
19) | Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden27) in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. |
20) | Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij, dan der Schriftgeleerden en der Farizeen, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan. |
21) | Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is:28) Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht.29) |
22) | Doch Ik zeg u: Zo wie te onrecht op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht;31) en wie tot zijn broeder zegt: Raka!32) die zal strafbaar zijn door den groten raad;33) maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur.30)34) |
23) | Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren,35) en aldaar gedachtig wordt, dat uw broeder iets tegen u heeft; |
24) | Laat daar uw gave voor het altaar, en gaat heen, verzoent u eerst met uw broeder, en komt dan en offert uw gave. |
25) | Weest haastelijk welgezind jegens36) uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt. |
26) | Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben.37) |
27) | Gij hebt gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. |
28) | Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aan ziet, om dezelve te begeren,38) die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan. |
29) | Indien dan uw rechteroog39) u ergert,40) trekt het uit,41) en werpt het van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. |
30) | En indien uw rechterhand u ergert, houwt ze af, en werpt ze van u; want het is u nut, dat een uwer leden verga, en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. |
31) | Er is ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal,42) die geve haar een scheidbrief.43) |
32) | Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzake van hoererij, die maakt, dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel. |
33) | Wederom hebt gij gehoord, dat van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken,44) maar gij zult den Heere uw eden houden.45) |
34) | Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet,46) noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; |
35) | Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; |
36) | Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet een haar kunt wit of zwart maken; |
37) | Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen;47) wat boven deze is,48) dat is uit den boze. |
38) | Gij hebt gehoord, dat gezegd is: Oog om oog, en tand om tand.49) |
39) | Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar, zo wie u op de rechterwang slaat, keert hem ook de andere toe;50) |
40) | En zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook den mantel; |
41) | En zo wie u zal dwingen een mijl te gaan,51) gaat met hem twee mijlen. |
42) | Geeft dengene, die iets van u bidt,52) en keert u niet af van dengene, die van u lenen wil. |
43) | Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben, en uw vijand zult gij haten.53) |
44) | Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet wel dengenen, die u haten; en bidt voor degenen, die u geweld doen,54) en die u vervolgen; |
45) | Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders,55) Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. |
46) | Want indien gij liefhebt, die u liefhebben,56) wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? |
47) | En indien gij uw broeders alleen groet,57) wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? |
48) | Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is. |