|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
|
1) | En laat na de sabbat, als het begon te lichten, tegen den eersten dag2) der week,3) kwam Maria Magdalena,4) en de andere Maria, om het graf te bezien.1)5) |
2) | En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en wentelde den steen af7) van de deur, en zat op denzelven.6) |
3) | En zijn gedaante8) was gelijk een bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw. |
4) | En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden,9) en werden als doden. |
5) | Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. |
6) | Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft.10) Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft.11) |
7) | En gaat haastelijk heen, en zegt Zijn discipelen, dat Hij opgestaan is van de doden; en ziet, Hij gaat u voor naar Galilea, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb het ulieden gezegd. |
8) | En haastelijk uitgaande van het graf, met vreze12) en grote blijdschap, liepen zij henen, om hetzelve Zijn discipelen te boodschappen. |
9) | En als zij heengingen, om Zijn discipelen te boodschappen, ziet, Jezus is haar ontmoet, zeggende: Weest gegroet! En zij, tot Hem komende, grepen Zijn voeten, en aanbaden Hem.13) |
10) | Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen,14) dat zij heengaan naar Galilea,15) en aldaar zullen zij Mij zien. |
11) | En als zij heengingen, ziet, enigen van de wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters al de dingen, die geschied waren.16) |
12) | En zij vergaderd zijnde met de ouderlingen, en te zamen raad genomen hebbende, gaven zij den krijgsknechten veel gelds,17) |
13) | En zeiden: Zegt: Zijn discipelen zijn des nachts gekomen, en hebben Hem gestolen, als wij sliepen. |
14) | En indien zulks komt gehoord te worden van den stadhouder, wij zullen hem tevreden stellen,18) en maken, dat gij zonder zorg zijt. |
15) | En zij, het geld genomen hebbende, deden, gelijk zij geleerd waren. En dit woord is verbreid geworden bij de Joden tot op den huidigen dag.19) |
16) | En de elf discipelen20) zijn heengegaan naar Galilea, naar den berg, waar Jezus hen bescheiden had.21) |
17) | En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden.22) |
18) | En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.23) |
19) | Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb.24)25) |
20) | En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen26) tot de voleinding der wereld. Amen.27) |