|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
|
1) | Te dierzelfder tijd hoorde Herodes,1) de viervorst,2) het gerucht van Jezus; |
2) | En zeide tot zijn knechten: Deze is Johannes de Doper; hij is opgewekt van de doden, en daarom werken die krachten in Hem. |
3) | Want Herodes3) had Johannes gevangen genomen, en hem gebonden, en in den kerker gezet, om Herodias'4) wil, de huisvrouw van Filippus, zijn broeder. |
4) | Want Johannes zeide tot hem: Het is u niet geoorloofd haar te hebben.5) |
5) | En willende hem doden, vreesde hij het volk, omdat zij hem hielden voor een profeet. |
6) | Maar als de dag der geboorte van Herodes gehouden werd, danste de dochter van Herodias in het midden van hen, en zij behaagde aan Herodes.6) |
7) | Waarom hij haar met ede beloofde te geven, wat zij ook eisen zou. |
8) | En zij, te voren onderricht zijnde van haar moeder, zeide: Geef mij hier in een schotel het hoofd van Johannes den Doper.7) |
9) | En de koning werd bedroefd;8) doch om de eden, en degenen,9) die met hem aanzaten, gebood hij, dat het haar zou gegeven worden; |
10) | En zond heen,10) en onthoofdde Johannes in den kerker. |
11) | En zijn hoofd werd gebracht in een schotel, en het dochtertje gegeven; en zij droeg het tot haar moeder. |
12) | En zijn discipelen kwamen, en namen het lichaam weg, en begroeven hetzelve; en gingen en boodschapten het Jezus. |
13) | En als Jezus dit hoorde, vertrok Hij van daar te scheep, naar een woeste plaats alleen;12) en de scharen, dat horende, zijn Hem te voet gevolgd13) uit de steden.11) |
14) | En Jezus uitgaande, zag een grote schare,14) en werd innerlijk met ontferming over hen bewogen, en genas hun kranken. |
15) | En als het nu avond werd, kwamen Zijn discipelen tot Hem, zeggende: Deze plaats is woest, en de tijd is nu voorbijgegaan:15) laat de scharen van U, opdat zij heengaan in de vlekken en zichzelven spijze kopen. |
16) | Maar Jezus zeide tot hen: Het is hun niet van node heen te gaan, geeft gij hun te eten. |
17) | Doch zij zeiden tot Hem: Wij hebben hier niet, dan vijf broden en twee vissen. |
18) | En Hij zeide: Brengt Mij dezelve hier. |
19) | En Hij beval de scharen neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar den hemel, zegende dezelve; en als Hij ze gebroken had, gaf Hij de broden den discipelen, en de discipelen aan de scharen.16) |
20) | En zij aten allen en werden verzadigd, en zij namen op,17) het overschot der brokken, twaalf volle korven. |
21) | Die nu gegeten hadden, waren omtrent vijf duizend mannen, zonder de vrouwen en kinderen. |
22) | En terstond dwong Jezus18) Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten. |
23) | En als Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op den berg alleen,19) om te bidden. En als het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen. |
24) | En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen.20) |
25) | Maar ter vierde wake des nachts21) kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. |
26) | En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel!22) En zij schreeuwden van vreze. |
27) | Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Zijt goedsmoeds, Ik ben het,23) vreest niet. |
28) | En Petrus antwoordde Hem, en zeide: Heere! indien Gij het zijt, zo gebied mij tot U te komen op het water. |
29) | En Hij zeide: Kom. En Petrus klom neder van het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen. |
30) | Maar ziende den sterken wind, werd hij bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: Heere, behoud mij! |
31) | En Jezus, terstond de hand uitstekende, greep hem aan, en zeide tot hem: Gij kleingelovige! waarom hebt gij gewankeld?24) |
32) | En als zij in het schip geklommen waren, stilde de wind. |
33) | Die nu in het schip waren, kwamen en aanbaden Hem, zeggende: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon! |
34) | En overgevaren zijnde, kwamen zij in het land Gennesaret. |
35) | En als de mannen van die plaats Hem werden kennende, zonden zij in dat gehele omliggende land, en brachten tot Hem allen, die kwalijk gesteld waren; |
36) | En baden Hem, dat zij alleenlijk den zoom Zijns kleeds25) zouden mogen aanraken; en zovelen als Hem aanraakten,26) werden gezond. |