|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
|
1) | Alsdan zal het Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke haar lampen namen, en gingen uit, den bruidegom tegemoet.1)2) |
2) | En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren dwazen.3) |
3) | Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen olie met zich. |
4) | Maar de wijzen namen olie in haar vaten, met haar lampen. |
5) | Als nu de bruidegom vertoefde, werden zij allen sluimerig,4) en vielen in slaap. |
6) | En ter middernacht geschiedde een geroep: Ziet, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet! |
7) | Toen stonden al die maagden op, en bereidden haar lampen.5) |
8) | En de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit. |
9) | Doch de wijzen antwoordden, zeggende: Geenszins, opdat er misschien voor ons en voor u niet genoeg zij; maar gaat liever tot de verkopers, en koopt voor uzelven. |
10) | Als zij nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed waren, gingen met hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten. |
11) | Daarna kwamen ook de andere maagden, zeggende: Heer, heer, doe ons open!6) |
12) | En hij, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet.7) |
13) | Zo waakt dan; want gij weet den dag niet, noch de ure, in dewelke de Zoon des mensen komen zal. |
14) | Want het is gelijk een mens,8) die buiten 's lands reizende, zijn dienstknechten riep, en gaf hun zijn goederen over. |
15) | En den ene gaf hij vijf talenten, en den ander twee, en den derden een, een iegelijk naar zijn vermogen,9) en verreisde terstond. |
16) | Die nu de vijf talenten ontvangen had, ging heen, en handelde daarmede, en won andere vijf talenten.10) |
17) | Desgelijks ook die de twee ontvangen had, die won ook andere twee. |
18) | Maar die het ene ontvangen had, ging heen en groef in de aarde, en verborg het geld zijns heren. |
19) | En na een langen tijd kwam de heer van dezelve dienstknechten, en hield rekening met hen.11) |
20) | En die de vijf talenten ontvangen had, kwam, en bracht tot hem andere vijf talenten, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij gegeven; zie, andere vijf talenten heb ik boven dezelve gewonnen.12) |
21) | En zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht!13) over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heeren.14) |
22) | En die de twee talenten ontvangen had, kwam ook tot hem, en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij gegeven; zie, twee andere talenten heb ik boven dezelve gewonnen. |
23) | Zijn heer zeide tot hem: Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest; over veel zal ik u zetten; ga in, in de vreugde uws heeren. |
24) | Maar die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zeide: Heer, ik kende u, dat gij een hard mens zijt,15) maaiende, waar gij niet gezaaid hebt,16) en vergaderende van daar, waar gij niet gestrooid hebt; |
25) | En bevreesd zijnde, ben ik heengegaan, en heb uw talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe. |
26) | Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht!17) gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb. |
27) | Zo moest gij dan mijn geld den wisselaren gedaan hebben,18) en ik, komende, zou het mijne wedergenomen hebben met woeker.19) |
28) | Neemt dan van hem het talent weg, en geeft het dengene, die de tien talenten heeft. |
29) | Want een iegelijk,20) die heeft,21) dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van dengene, die niet heeft,22) van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft. |
30) | En werpt den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis;23) daar zal wening zijn en knersing der tanden. |
31) | En wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon24) Zijner heerlijkheid. |
32) | En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden,25) en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. |
33) | En Hij zal de schapen tot Zijn rechter hand zetten, maar de bokken tot Zijn linker hand.26) |
34) | Alsdan zal de Koning27) zeggen tot degenen, die tot Zijn rechter hand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders!28) beerft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is29) van de grondlegging der wereld. |
35) | Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd.30) |
36) | Ik was naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht;31) Ik was in de gevangenis,32) en gij zijt tot Mij gekomen. |
37) | Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien, en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven? |
38) | En wanneer hebben wij U een vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed? |
39) | En wanneer hebben wij U krank gezien, of in de gevangenis, en zijn tot U gekomen? |
40) | En de Koning zal antwoorden en tot hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij33) dat Mij gedaan. |
41) | Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker hand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten,34) in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.35) |
42) | Want Ik ben hongerig geweest, en gij hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; |
43) | Ik was een vreemdeling; en gij hebt Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht. |
44) | Dan zullen ook dezen Hem antwoorden, zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en hebben U niet gediend? |
45) | Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze minsten niet gedaan hebt,36) zo hebt gij het Mij ook niet gedaan. |
46) | En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn;37) maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. |