|
|
|
1
2
3
4
|
| 1) | Want ziet, die dag komt,1) brandende als een oven, dan zullen alle hoogmoedigen, en al wie goddeloosheid doet, een stoppel zijn, en de toekomstige dag zal ze in vlam zetten, zegt de HEERE der heirscharen, Die hun noch wortel,2) noch tak laten zal. |
| 2) | Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan,3) en er zal genezing zijn4) onder Zijn vleugelen;5) en gij zult uitgaan,6) en toenemen,7) als mestkalveren. |
| 3) | En gij zult de goddelozen vertreden;8) want zij zullen as worden9) onder de zolen uwer voeten,10) te dien dage,11) dien Ik maken zal, zegt de HEERE der heirscharen. |
| 4) | Gedenk der wet van Mozes,12) Mijn knecht, die Ik hem bevolen heb op Horeb13) aan gans Israel,14) der inzettingen en rechten. |
| 5) | Ziet, Ik zende ulieden den profeet Elia,15) eer dat die grote16) en die vreselijke dag des HEEREN komen zal.17) |
| 6) | En hij zal het hart der vaderen18) tot de kinderen wederbrengen,19) en het hart der kinderen tot hun vaderen; opdat Ik niet kome, en de aarde20) met den ban sla.21) |