1)nederliggen
  Verg. Ezech. 34:15.
2)grazige
  Hebr. weiden van gras, of grasscheukens. Anders, in grazige kooien, of hutten, dat is, die rondom omgeven zijn met groene grazige weiden.
3)zachtkens
  Gelijk Exod. 15:13, en Ps. 31:4.
4)stille
  Hebr. wateren der stilte, dat is, die zeer zacht en stil zijn lopende, tot watering der beesten zeer bekwaam.
5)verkwikt
  Hebr. Hij doet wederkeren, of Hij brengt weder, dat is, Hij richt op, Hij verkwikt, gelijk een herder de schapen, door hitte en dorst verflauwd zijnde, met lieflijke wateren weder terechtbrengt en verkwikt. Zie Ruth 4:15; Ps. 19:8; Spreuk. 25:13. Of, Hij doet mijne ziel wederkeren; te weten, op het rechte pad.
6)spoor
  Hebr. de sporen.
7)schaduw
  Dat is, op schrikkelijk duistere en gevaarlijke wegen, hetwelk David in zijn ballingschap ongetwijfeld dikwijls zal gebeurd zijn. Wat deze manier van spreken verder betekent, is te zien Job 3:5, en Job 10:21,22, en Job 24:17; Ps. 44:20, en Ps. 107:10,14: Jer. 2:6 enz.
8)met mij
  Zie Gen. 21:22, en Gen. 31:3.
9)staf
  Te weten, herderstaf, die tegenlijk voor een steunsel dient; alzo blijft de profeet in de gelijkenis van den herder. Zie Lev. 27:32; Ezech. 20:37; Micha 7:14; Zach. 11:7, enz.
10)tafel
  Zie Spreuk. 9:2, enz.
11)tegenover
  Dat zij het tot hun spijt moeten aanzien en lijden. Zie Ps. 112:10.
12)maakt,
  Dat is, Gij zalft mijn hoofd overvloedloediglijk, zodat het als vet en vloeiende is van olie.
13)olie,
  Versta, welriekende olie of balsem. Zie Ruth 3:3, en Spreuk. 21:17. De zin is: Gij vervrolijkt mij uitermate zeer. Verg. Ps. 45:8, en Ps. 133:2; Pred. 9:8; Jes. 61:3.
14)beker
  Zie Ps. 11:6.
15)weldadigheid
  Des Heeren die Hij den zijnen belooft en bewijst.
16)blijven
  Anders, rusten; te weten in des Heeren tabernakel, om Hem met zijn volk te dienen en te loven; hetwelk sommigen niet alleen op dit leven duiden, maar ook op het toekomende; alzo ook de volgende woorden.
17)lengte
  Dat is, langen tijd, of eeuwigheid. Verg. Ps. 21:5, en Ps. 93:5; Jes. 53:10.