Prediker 9

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12

Zekerlijk, dit alles heb ik in mijn hart gelegd,¹⁾ opdat ik dit alles klaarlijk²⁾ mocht verstaan, dat de rechtvaardigen, en de wijzen, en hun werken in de hand Gods³⁾ zijn; ook liefde, ook haat, weet de mens niet⁴⁾ uit al hetgeen voor zijn aangezicht is.⁵⁾

Alle ding⁶⁾ wedervaart hun,⁷⁾ gelijk aan alle anderen;⁸⁾ enerlei⁹⁾ wedervaart den rechtvaardige en den goddeloze, den goede en den reine, als den onreine; zo dien, die offert,¹⁰⁾ als dien, die niet offert; gelijk den goede, alzo ook den zondaar, dien, die zweert, gelijk dien, die den eed vreest.¹¹⁾¹²⁾

Dit is een kwaad¹³⁾ onder alles, wat onder de zon geschiedt, dat enerlei ding¹⁴⁾ allen wedervaart,¹⁵⁾ en dat ook het hart der mensenkinderen vol boosheid is, en dat er in hun leven¹⁶⁾ onzinnigheden zijn in hun hart; en daarna moeten¹⁷⁾ zij naar de doden toe.¹⁸⁾

Want¹⁹⁾ voor dengene,²⁰⁾ die vergezelschapt is bij alle levenden, is er hoop; want een levende hond is beter dan²¹⁾ een dode leeuw.

Want de levenden²²⁾ weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al;²³⁾ zij hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten.²⁴⁾²⁵⁾

Ook is alrede hun liefde,²⁶⁾ ook hun haat, ook hun nijdigheid vergaan; en zij hebben geen deel meer in deze eeuw²⁷⁾ in alles, wat onder de zon geschiedt.

Ga dan heen,²⁸⁾ eet uw brood met vreugde,²⁹⁾ en drink uw wijn²⁹⁾ van goeder harte; want God heeft alrede³¹⁾ een behagen aan uw werken.³⁰⁾

Laat uw klederen³²⁾ te allen tijd³³⁾ wit zijn,³⁴⁾ en laat op uw hoofd geen olie ontbreken.³⁵⁾

Geniet het leven³⁶⁾ met de vrouw, die gij liefhebt, al de dagen uws ijdelen levens,³⁷⁾ welke God³⁸⁾ u gegeven heeft onder de zon, al uw ijdele dagen; want dit is uw deel³⁹⁾ in dit leven, en van uw arbeid, dien gij arbeidt onder de zon.

10)

Alles,⁴⁰⁾ wat uw hand vindt⁴¹⁾ om te doen, doe dat⁴²⁾ met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning,⁴⁴⁾ noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, daar gij heengaat.⁴³⁾

11)

Ik keerde mij, en zag onder de zon, dat de loop niet is⁴⁵⁾ der snellen, noch de strijd der helden, noch ook de spijs der wijzen,⁴⁶⁾ noch ook de rijkdom der verstandigen, noch ook de gunst der welwetenden,⁴⁷⁾ maar dat tijd en toeval⁴⁸⁾ aan alle dezen wedervaart;

12)

Dat ook de mens zijn tijd niet weet,⁴⁹⁾ gelijk de vissen, die gevangen worden met het boze net;⁵⁰⁾ en gelijk de vogelen, die gevangen worden met den strik; gelijk die, alzo worden de kinderen der mensen verstrikt, ter bozer tijd, wanneer derzelve haastelijk over hen valt.

13)

Ook heb ik onder de zon deze wijsheid gezien, en zij was groot bij mij:⁵¹⁾

14)

Er was een kleine stad, en weinig lieden waren daarin; en een groot koning kwam tegen haar, en hij omsingelde ze, en hij bouwde grote vastigheden tegen haar.

15)

En men vond daar een armen wijzen man in, die de stad verloste door zijn wijsheid; maar geen mens⁵²⁾ gedacht denzelven armen man.

16)

Toen zeide ik: Wijsheid is beter dan kracht, hoewel de wijsheid des armen veracht, en zijn woorden niet waren gehoord⁵³⁾ geweest.

17)

De woorden der wijzen moeten in stilheid aangehoord⁵⁴⁾ worden, meer dan het geroep desgenen, die over de zotten heerst.

18)

De wijsheid is beter dan de krijgswapenen,⁵⁵⁾ maar een enig zondaar verderft⁵⁶⁾ veel goeds.