|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
|
1) | Beter is een goede naam,1) dan goede olie,2) en de dag des doods,3) dan de dag, dat iemand geboren wordt. |
2) | Het is beter te gaan in het klaaghuis, dan te gaan in het huis des maaltijds; want in hetzelve4) is het einde aller mensen,5) en de levende legt het in zijn hart.6) |
3) | Het treuren7) is beter dan het lachen; want door de droefheid8) des aangezichts wordt het hart gebeterd.9) |
4) | Het hart der wijzen10) is in het klaaghuis; maar het hart der zotten in het huis der vreugde. |
5) | Het is beter te horen11) het bestraffen des wijzen, dan dat iemand hore het gezang der dwazen.12) |
6) | Want gelijk het geluid der doornen13) onder een pot14) is, alzo is het lachen eens zots.15) Dit is ook ijdelheid. |
7) | Voorwaar, de onderdrukking16) zou wel een wijze dol maken; en het geschenk verderft het hart.17) |
8) | Het einde van een ding18) is beter dan zijn begin; de lankmoedige19) is beter dan de hoogmoedige. |
9) | Zijt niet haastig in uw geest om te toornen; want de toorn rust in den boezem der dwazen.20) |
10) | Zeg niet: Wat is er, dat21) de vorige dagen22) beter geweest zijn, dan deze? Want gij zoudt naar zulks niet uit wijsheid vragen. |
11) | De wijsheid is goed23) met een erfdeel;24) en degenen, die de zon aanschouwen,25) hebben voordeel daarvan. |
12) | Want de wijsheid is tot een schaduw,26) en het geld is tot een schaduw; maar de uitnemendheid der wetenschap27) is, dat de wijsheid haar bezitters het leven geeft. |
13) | Aanmerk het werk Gods;28) want wie kan recht maken, dat Hij krom gemaakt heeft? |
14) | Geniet het goede ten dage29) des voorspoeds,30) maar ten dage des tegenspoeds,31) zie toe;32) want God maakt ook den een tegenover den ander, ter oorzake dat de mens niet zou vinden iets, dat na hem zal zijn.33)34) |
15) | Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid;35) er is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid36) omkomt;37) daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid zijn dagen verlengt. |
16) | Wees niet al te rechtvaardig,38) noch houd uzelven al te wijs;39) waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?40) |
17) | Wees niet al te goddeloos,41) noch wees al te dwaas; waarom zoudt gij sterven42) buiten uw tijd? |
18) | Het is goed, dat gij daaraan vasthoudt,43) en trek ook uw hand van dit niet af;44) want die God vreest, dien ontgaat dat al.45) |
19) | De wijsheid versterkt den wijze meer dan tien heerschappers,46) die in een stad zijn. |
20) | Voorwaar, er is geen mens rechtvaardig op aarde, die goed doet, en niet zondigt. |
21) | Geef ook uw hart47) niet tot alle woorden, die men spreekt, opdat gij niet hoort, dat uw knecht u vloekt. |
22) | Want uw hart48) heeft ook veelmalen bekend, dat gij ook anderen gevloekt49) hebt. |
23) | Dit alles heb ik met wijsheid verzocht; ik zeide:50) Ik zal wijsheid bekomen, maar zij was nog51) verre van mij. |
24) | Hetgeen verre af is,52) en zeer diep, wie zal dat vinden? |
25) | Ik keerde mij om,53) en mijn hart, om te weten, en om na te sporen, en te zoeken wijsheid en een sluitrede;54) en om te weten de goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid55) der onzinnigheden. |
26) | En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen,56) en haar handen banden zijn; wie goed is57) voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar58) zal van haar gevangen worden. |
27) | Ziet, dit heb ik gevonden, zegt de prediker, het ene bij het andere, om de sluitrede59) te vinden; |
28) | Dewelke60) mijn ziel61) nog zoekt, maar ik heb haar niet gevonden: een man uit duizend62) heb ik gevonden; maar een vrouw onder die63) allen heb ik niet gevonden.64) |
29) | Alleenlijk ziet, dit heb ik gevonden,65)67) dat God den mens recht gemaakt heeft, maar zij hebben veel66) vonden gezocht.68) |