< Prediker 10 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1)Een dode vlieg1) doet de zalf des apothekers2) stinken en opwellen; alzo3) een weinig dwaasheid een man, die kostelijk is van wijsheid4) en van eer.
2)Het hart des wijzen5) is tot zijn rechterhand, maar het hart eens zots is tot zijn linkerhand.6)
3)En ook wanneer de dwaas op den weg wandelt, zijn hart ontbreekt7) hem, en hij zegt8) tot een iegelijk,9) dat hij dwaas is.
4)Als de geest des heersers10) tegen u oprijst, verlaat uw plaats niet;11) want het is medicijn,12) het stilt grote zonden.13)
5)Er is nog een kwaad, dat ik gezien heb onder de zon, als een dwaling,14) die van het aangezicht des oversten voortkomt.15)
6)Een dwaas16) wordt gezet in grote hoogheden,17) maar de rijken zitten18) in de laagte.19)
7)Ik heb knechten te paard20) gezien, en vorsten, gaande als knechten21) op de aarde.22)
8)Wie een kuil graaft,23) zal daarin vallen; en wie een muur doorbreekt, een slang zal hem bijten.24)
9)Wie stenen25) wegdraagt,26) zal smart daardoor lijden;27) wie hout klieft, zal daardoor in gevaar zijn.28)
10)Indien hij29) het ijzer30) heeft stomp gemaakt, en hij slijpt de snede niet,31) dan moet32) hij meerder kracht29) te werk stellen; maar de wijsheid33) is een uitnemende zaak, om iets recht te maken.
11)Indien de slang gebeten heeft, eer der bezwering34) geschied is, dan is er geen nuttigheid voor den allerwelsprekendsten bezweerder.35)36)
12)De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam;37) maar de lippen van een zot verslinden hemzelven.38)
13)Het begin der woorden zijns monds39) is dwaasheid, en het einde zijns monds is boze dolligheid.40)
14)De dwaas41) maakt wel veel woorden; maar de mens weet niet, wat het zij, dat geschieden zal; en wat na hem42) geschieden zal, wie zal het hem te kennen geven?
15)De arbeid der zotten maakt een iegelijk van hen moede;43) dewijl zij niet weten44) naar de stad te gaan.
16)Wee u, land! welks koning een kind is,46) en welks vorsten47) tot in den morgenstond48) eten!45)49)
17)Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een zoon der edelen is,50) en welks vorsten ter rechter tijd eten,51) tot sterkte52) en niet tot drinkerij.
18)Door grote luiheid53) verzwakt het gebint,54) en door slapheid der handen55) wordt het huis doorlekkende.56)
19)Men maakt57) maaltijden58) om te lachen,59) en de wijn verheugt de levenden,60) en het geld verantwoordt alles.61)
20)Vloek den koning niet, zelfs in uw gedachten,62) en vloek den rijke niet in het binnenste uwer slaapkamer; want het gevogelte63) des hemels zou de stem wegvoeren,64) en het gevleugelde65) zou het woord66) te kennen geven.67)