|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
|
1) | En het geschiedde in diezelfde dagen,1) dat er een gebod uitging van den Keizer Augustus,2) dat de gehele wereld3) beschreven zou worden.4) |
2) | Deze eerste beschrijving geschiedde,5) als Cyrenius over Syrie stadhouder was.6) |
3) | En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.7) |
4) | En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die Bethlehem genaamd wordt,8) (omdat hij uit het huis en geslacht van David was); |
5) | Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw,9) welke bevrucht was. |
6) | En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude. |
7) | En zij baarde haar eerstgeboren Zoon,10) en wond Hem in doeken,11) en legde Hem neder in de kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg. |
8) | En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de nachtwacht over hun kudde. |
9) | En ziet, een engel des Heeren stond bij hen,12) en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen,13) en zij vreesden met grote vreze. |
10) | En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap,14) die al den volke wezen zal;15) |
11) | Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere,16) in de stad Davids. |
12) | En dit zal u het teken zijn:17) gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de kribbe. |
13) | En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers,18) prijzende God en zeggende: |
14) | Ere zij God19) in de hoogste hemelen, en vrede op aarde,20) in de mensen een welbehagen.21) |
15) | En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden:23) Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is,24) hetwelk de Heere ons heeft verkondigd.22) |
16) | En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe. |
17) | En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken gezegd was. |
18) | En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders. |
19) | Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart.25) |
20) | En de herders keerden wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was. |
21) | En als acht dagen vervuld waren,26) dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS,27) welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was. |
22) | En als de dagen harer reiniging vervuld waren,28) naar de wet van Mozes,29) brachten zij Hem te Jeruzalem, opdat zij Hem den Heere voorstelden; |
23) | (Gelijk geschreven is in de wet des Heeren: Al wat mannelijk is,30) dat de moeder opent, zal den Heere heilig genaamd worden.)31) |
24) | En opdat zij offerande gaven, naar hetgeen in de wet des Heeren gezegd is,32) een paar tortelduiven, of twee jonge duiven. |
25) | En ziet, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezende; verwachtende de vertroosting Israels, en de Heilige Geest was op hem.33) |
26) | En hem was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude,34) eer hij den Christus des Heeren zou zien. |
27) | En hij kwam door den Geest in den tempel. En als de ouders het Kindeken Jezus inbrachten, om naar de gewoonte der wet met Hem te doen;35) |
28) | Zo nam hij Hetzelve in zijn armen, en loofde God, en zeide:36) |
29) | Nu laat Gij, Heere!37) Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord; |
30) | Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien,38) |
31) | Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken;39) |
32) | Een Licht tot verlichting der heidenen,40) en tot heerlijkheid van Uw volk Israel. |
33) | En Jozef en Zijn moeder verwonderden zich over hetgeen van Hem gezegd werd. |
34) | En Simeon zegende henlieden, en zeide tot Maria, Zijn moeder: Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israel,41) en tot een teken, dat wedersproken zal worden.42) |
35) | (En ook een zwaard zal door uw eigen ziel gaan)43) opdat de gedachten uit vele harten44) geopenbaard worden. |
36) | En er was Anna, een profetesse, een dochter van Fanuel, uit den stam van Aser; deze was tot groten ouderdom gekomen,45) welke met haar man zeven jaren had geleefd van haar maagdom af. |
37) | En zij was een weduwe van omtrent vier en tachtig jaren, dewelke niet week uit den tempel,46) met vasten en bidden, God dienende nacht en dag. |
38) | En deze, te dierzelfder ure daarbij komende, heeft insgelijks den Heere beleden,47) en sprak van Hem tot allen, die de verlossing in Jeruzalem verwachtten.48) |
39) | En als zij alles voleindigd hadden, wat naar de wet des Heeren te doen was, keerden zij weder naar Galilea, tot hun stad Nazareth. |
40) | En het Kindeken wies op, en werd gesterkt49) in den geest,50) en vervuld met wijsheid; en de genade Gods was over Hem. |
41) | En Zijn ouders reisden alle jaar naar Jeruzalem,51) op het feest van pascha. |
42) | En toen Hij twaalf jaren oud geworden was, en zij naar Jeruzalem opgegaan waren, naar de gewoonte van den feestdag; |
43) | En de dagen aldaar voleindigd hadden, toen zij wederkeerden, bleef het Kind Jezus te Jeruzalem, en Jozef en Zijn moeder wisten het niet. |
44) | Maar menende, dat Hij in het gezelschap op den weg was,52) gingen zij een dagreize, en zochten Hem onder de magen, en onder de bekenden. |
45) | En als zij Hem niet vonden, keerden zij wederom naar Jeruzalem, Hem zoekende. |
46) | En het geschiedde, na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel, zittende in het midden der leraren, hen horende, en hen ondervragende. |
47) | En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden. |
48) | En zij, Hem ziende,53) werden verslagen;54) en Zijn moeder zeide tot Hem: Kind! waarom hebt Gij ons zo gedaan? Zie, Uw vader en ik55) hebben U met angst gezocht.56) |
49) | En Hij zeide tot hen: Wat is het, dat gij Mij gezocht hebt? Wist gij niet, dat Ik moet zijn in de dingen Mijns Vaders?57) |
50) | En zij verstonden het woord niet, dat Hij tot hen sprak. |
51) | En Hij ging met hen af, en kwam te Nazareth, en was hun onderdanig.58) En Zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart.59) |
52) | En Jezus nam toe in wijsheid, en in grootte,60) en in genade bij God en de mensen. |