|
1
2
3
4
5
6
7
8
|
1) | Zie, gij zijt schoon,1)2) Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven ogen tussen4) uw vlechten; uw haar is als een kudde5) geiten, die het gras van den berg Gileads6) afscheren.3)7) |
2) | Uw tanden8) zijn als een kudde schapen, die geschoren9) zijn, die uit de wasstede10) opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos.11) |
3) | Uw lippen12) zijn als een scharlaken13) snoer, en uw spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk14) van een granaatappel tussen15) uw vlechten. |
4) | Uw hals16) is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging17) van wapentuig, waar duizend rondassen18) aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden.19) |
5) | Uw twee borsten20) zijn gelijk21) twee welpen, tweelingen van een ree, die onder22) de lelien weiden. |
6) | Totdat23) de dag aankomt, en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg, en tot den wierookheuvel. |
7) | Geheel24) zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek25) aan u. |
8) | Bij Mij26) van den Libanon af,28) o bruid!27) kom bij Mij van den Libanon af; zie van den top29) van Amana,30) van den top van Senir31) en van Hermon,32) van de woningen der leeuwinnen,33) van de bergen der luipaarden.34) |
9) | Gij hebt Mij38) het hart35) genomen,36) Mijn zuster,37) o bruid! gij hebt Mij het hart genomen, met een van uw ogen,39) met een keten40) van uw hals.41) |
10) | Hoe schoon42) is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan wijn,43) en de reuk uwer olien44) dan alle specerijen!45) |
11) | Uw lippen,46) o bruid! druppen47) van honigzeem; honig en melk48) is onder uw tong, en de reuk uwer49) klederen is als de reuk van Libanon.50) |
12) | Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof,51) een besloten wel,52) een verzegelde53) fontein. |
13) | Uw scheuten54) zijn een paradijs55) van granaatappelen, met edele vruchten,56) cyprus57) met nardus; |
14) | Nardus en saffraan, kalmus58) en kaneel, met allerlei61) bomen59) van wierook, mirre en aloe,60) mitsgaders alle voornaamste specerijen.62) |
15) | O fontein63) der hoven, put der levende64) wateren, die uit Libanon65) vloeien! |
16) | Ontwaak,66) noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai67) mijn hof,68) dat zijn specerijen69) uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate70) zijn edele vruchten!71) |