< Hooglied 4 >
1 2 3 4 5 6 7 8
1)Zie, gij zijt schoon,1)2) Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven ogen tussen4) uw vlechten; uw haar is als een kudde5) geiten, die het gras van den berg Gileads6) afscheren.3)7)
2)Uw tanden8) zijn als een kudde schapen, die geschoren9) zijn, die uit de wasstede10) opkomen; die al te zamen tweelingen voortbrengen, en geen onder hen is jongeloos.11)
3)Uw lippen12) zijn als een scharlaken13) snoer, en uw spraak is liefelijk; de slaap uws hoofds is als een stuk14) van een granaatappel tussen15) uw vlechten.
4)Uw hals16) is als Davids toren, die gebouwd is tot ophanging17) van wapentuig, waar duizend rondassen18) aan hangen, altemaal zijnde schilden der helden.19)
5)Uw twee borsten20) zijn gelijk21) twee welpen, tweelingen van een ree, die onder22) de lelien weiden.
6)Totdat23) de dag aankomt, en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg, en tot den wierookheuvel.
7)Geheel24) zijt gij schoon, Mijn vriendin, en er is geen gebrek25) aan u.
8)Bij Mij26) van den Libanon af,28) o bruid!27) kom bij Mij van den Libanon af; zie van den top29) van Amana,30) van den top van Senir31) en van Hermon,32) van de woningen der leeuwinnen,33) van de bergen der luipaarden.34)
9)Gij hebt Mij38) het hart35) genomen,36) Mijn zuster,37) o bruid! gij hebt Mij het hart genomen, met een van uw ogen,39) met een keten40) van uw hals.41)
10)Hoe schoon42) is uw uitnemende liefde, Mijn zuster, o bruid! hoeveel beter is uw uitnemende liefde dan wijn,43) en de reuk uwer olien44) dan alle specerijen!45)
11)Uw lippen,46) o bruid! druppen47) van honigzeem; honig en melk48) is onder uw tong, en de reuk uwer49) klederen is als de reuk van Libanon.50)
12)Mijn zuster, o bruid! gij zijt een besloten hof,51) een besloten wel,52) een verzegelde53) fontein.
13)Uw scheuten54) zijn een paradijs55) van granaatappelen, met edele vruchten,56) cyprus57) met nardus;
14)Nardus en saffraan, kalmus58) en kaneel, met allerlei61) bomen59) van wierook, mirre en aloe,60) mitsgaders alle voornaamste specerijen.62)
15)O fontein63) der hoven, put der levende64) wateren, die uit Libanon65) vloeien!
16)Ontwaak,66) noordenwind! en kom, Gij zuidenwind! doorwaai67) mijn hof,68) dat zijn specerijen69) uitvloeien. O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame, en ate70) zijn edele vruchten!71)