|
1
2
3
4
5
6
7
8
|
1) | Ik ben1) een Roos2) van Saron,3) een Lelie der dalen. |
2) | Gelijk4) een lelie onder de doornen,5) alzo is Mijn vriendin onder de dochteren.6) |
3) | Als een appelboom7) onder de bomen8) des wouds, zo is mijn Liefste onder de zonen;9) ik heb groten lust in Zijn schaduw,10) en zit er onder, en Zijn vrucht11) is mijn gehemelte zoet. |
4) | Hij voert12) mij in het wijnhuis,13) en de liefde14) is Zijn banier15) over mij. |
5) | Ondersteunt16) gijlieden mij met de flessen,17) versterkt18) mij met de appelen, want ik ben krank19) van liefde. |
6) | Zijn linkerhand20) zij onder mijn hoofd,21) en Zijn rechterhand omhelze mij.22) |
7) | Ik bezweer u,23) gij, dochteren24) van Jeruzalem! die bij de reeen,25) of bij de hinden26) des velds zijt, dat gij die liefde niet opwekt, noch wakker maakt, totdat het27) dezelve luste! |
8) | Dat is28) de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt,29) springende30) op de bergen, huppelende op de heuvelen! |
9) | Mijn Liefste is gelijk een ree, of een welp der herten; ziet, Hij staat achter onzen muur,31) kijkende32) uit de vensteren, blinkende33) uit de tralien.34) |
10) | Mijn Liefste35) antwoordt, en zegt tot mij: Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone, en kom!36) |
11) | Want zie, de winter37) is voorbij, de plasregen38) is over, hij is overgegaan;39) |
12) | De bloemen worden gezien40) in het land, de zangtijd41) genaakt, en de stem der tortelduif wordt gehoord in ons land. |
13) | De vijgeboom42) brengt zijn jonge vijgjes43) voort, en de wijnstokken44) geven reuk45) met hun jonge druifjes.46) Sta op, Mijn vriendin! Mijn schone, en kom!47) |
14) | Mijn duive,48) zijnde49) in de kloven der steenrotsen, in het verborgene50) ener steile plaats, toon Mij51) uw gedaante, doe Mij uw stem horen;52) want uw stem is zoet,53) en uw gedaante is liefelijk. |
15) | Vangt54) gijlieden ons de vossen,55) de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, want onze wijngaarden hebben jonge druifjes.56) |
16) | Mijn Liefste57) is mijn, en ik ben Zijn, Die weidt58) onder de lelien, |
17) | Totdat de dag59) aankomt,60) en de schaduwen61) vlieden; keer om,62) mijn Liefste! wordt Gij63) gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether.64) |