1)zegende
  Dat is, den zegen, dien hij onwetend tevoren gegeven had, heeft hij nu wetens en willens, meer verlicht zijnde, bevestigd; wensende Jakob tevens geluk op zijn reis, gelijk Joz. 22:7.
2)Paddan-Aram,
  Zie boven, Gen. 25:20.
3)Bethuel,
  Zie boven, Gen. 25:22,23.
4)God
  Zie boven, Gen. 17:1, en de aantekening.
5)den zegen
  Dat is, die Abraham beloofd is, boven, Gen. 12:3,7, en Gen. 15:1,4,5,7 en Gen. 17:5,6,8.
6)uwer
  Zie boven, Gen. 17:8.
7)den Syriėr,
  Hebr. Arameėr, of Aramieter.
8)kwaad waren
  Dat is, onaangenaam of mishagelijk waren; zie boven, Gen. 21:11.
9)tot Ismael,
  Dat is, tot Ismaels geslacht of nakomelingen; daar Ismael in deze tijd reeds overleden was, zoals sommigen afleiden uit Gen. 25:17.
10)boven zijn
  Dat is, boven die vrouwen, welke hij tevoren had, die twee waren; boven, Gen. 26:34. Deze Mahalath was de derde. Het schijnt dat Ezau dit gedaan heeft, menende zijn vader te behagen, met een vrouw te nemen uit zijn geslacht.
11)Nebajoth.
  Ismaels eerstgeboren zoon. Zie boven, Gen. 25:13.
12)Ber-seba,
  Zie boven, Gen. 21:31.
13)op een
  Zie onder, Gen. 28:18.
14)van de
  Dat is, een van de stenen, gelijk af te nemen is uit Gen. 28:18.
15)hij droomde;
  Te weten, een droom, dien God buiten order hem toezond, om hem enige verborgen en heilige zaken te openbaren. Zie ook van zodanige goddelijke openbaring, boven, Gen. 20:3.
16)opperste
  Hebr. hoofd.
17)engelen
  Versta hier, de goede, heilige engelen.
18)Ik ben
  Zie boven, Gen. 28:3,4.
19)uw vader
  Dat is, bestevaders of grootvaders.
20)als het
  Zie boven, Gen. 13:16.
21)gij zult
  Dat is, krachtiglijk in korten tijd zeer vermenigvuldigd en uitgebreid worden. Alzo ook onder, Gen. 30:30; Jes. 54:3.
22)westwaarts
  Hebr. zeewaarts, of naar de zee; zie boven, Gen. 12:8.
23)en in
  Zie boven, Gen. 12:3, en Gen. 22:18 .
24)Ik ben
  Zie boven, Gen. 21:22, en Gen. 26:24.
25)totdat Ik
  Dat is, nimmermeer; zoals deze manier van spreken dikwijls gebruikt wordt; 2 Sam. 6:23; Matth. 1:25, en Matth. 18:34.
26)Gewisselijk
  Te weten, op een bijzondere wijze, ten aanzien van de voorgaande openbaring; anderszins is God overal.
27)ik heb
  Dat is, ik dacht tevoren niet dat mij hier zulk een goddelijke openbaring zou wedervaren.
28)vreeslijk
  Ten aanzien van de heerlijkheid der majesteit Gods, die hier op een bijzondere wijze aan Jakob vertoond was.
29)een huis
  Dat is, een plaats, waar God op een bijzondere manier woont, om de mensen door zijn openbaring aan te spreken, en om door hen aangesproken te worden, door hun gebeden en godsdiensten, die van hier, als door een poort, in den hemel opklimmen.
30)goot daar
  Tot een teken dat hij dezen steen heiligde, om in het tegenwoordige zijn dankbaarheid jegens God te bewijzen, en in het toekomende een gedachtenis na te laten, dat God hem hier verschenen was.
31)olie
  Deze olie had hij tot zijn eigen nooddruft op de reis medegenomen, om die te gebruiken tot spijs en zalving, naar de gewoonte in die landen. De olie werd ook gebruikt in de offeranden, en wanneer men God iets heiligde. Zie Exod. 29.
32)boven op.
  Hebr. op zijn hoofd.
33)Beth-El;
  Dat is, een huis Gods. Zie boven, Gen. 12:8, en Gen. 13:3.
34)Luz.
  Zie onder, Gen. 35:6, en Gen. 48:3.
35)beloofde
  Te weten, begerende van God enige weldaden, waarvoor hij zich verbond tot dankbaarheid.
36)brood om
  Zie boven, Gen. 3:19.
37)in vrede
  Verg. boven, Gen. 26:29.
38)tot een
  Dat is, ik zal hem geduriglijk voor den waren God en Zaligmaker erkennen en belijden; en tot dat einde den godsdienst instellen, gelijk volgt.
39)zal een
  Dat is, een plaats, welke ik heiligen zal tot den godsdienst voor mij en de mijnen. Verg. boven, Gen. 28:17, en zie de vervulling onder, Gen. 35:1,3,7.
40)voorzeker
  Hebr. ik zal tiendende tienen, dat is, zekerlijk de tienden geven; te weten, tot onderhouding van den godsdienst en tot oefening van alle weldadigheid aan de nooddruftigen. Verg. onder, Gen. 35:3,7.