< Hosea 4 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1)Hoort des HEEREN woord, gij kinderen Israels! want de HEERE heeft een twist met de inwoners des lands,1) omdat er geen trouw, en geen weldadigheid,2) en geen kennis van God in het land is;3)
2)Maar4) vloeken en liegen, en doodslaan, en stelen, en overspel doen; zij breken door, en bloedschulden raken aan bloedschulden.5)
3)Daarom zal het land treuren,6) en een iegelijk, die daarin woont, kwelen,7) met het gedierte des velds, en met het gevogelte des hemels; ja, ook de vissen der zee zullen weggeraapt worden.8)
4)Doch niemand twiste noch bestraffe iemand;9) want uw volk is10) als die met den priester twisten.11)
5)Daarom zult gij vallen12) bij dag, ja,13) zelfs de profeet zal met u vallen bij nacht;14) en Ik zal uw moeder uitroeien.15)
6)Mijn volk is uitgeroeid,16) omdat het zonder kennis is;17) dewijl gij de kennis verworpen hebt,18) heb Ik u ook verworpen, dat gij Mij het priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de wet uws Gods vergeten19) hebt, zal Ik ook uw kinderen vergeten.
7)Gelijk zij meerder geworden zijn,20) alzo hebben zij tegen Mij gezondigd; Ik zal hunlieder eer in schande veranderen.21)
8)Zij eten22) de zonde Mijns volks,23) en verlangen,24) een ieder met zijn ziel, naar hun ongerechtigheid.
9)Daarom, gelijk het volk,25) alzo zal de priester zijn;26) en Ik zal zijn wegen27) over hem bezoeken, en zijn handelingen hem vergelden.
10)En zij zullen eten, maar niet zat worden, zullen hoereren, maar niet uitbreken in menigte;28) want zij hebben nagelaten den HEERE in acht te nemen.29)
11)Hoererij, en wijn, en most neemt het hart weg.30)
12)Mijn volk vraagt zijn hout,31) en zijn stok zal het hem bekend maken;32) want de geest der hoererijen verleidt hen,33) dat zij van onder hun God weghoereren.34)
13)Op de hoogten der bergen offeren zij,35) en op de heuvelen roken zij, onder een eik, en populier, en iepeboom,36) omdat derzelver schaduw goed is;37) daarom hoereren uw dochteren, en uw bruiden bedrijven overspel.38)
14)Ik zal over uw dochteren39) geen bezoeking doen, omdat zij hoereren, en over uw bruiden, omdat zij overspel doen; want zij zelven scheiden zich af40) met de hoeren, en offeren met de snoodste hoeren; het volk dan, dat geen verstand heeft, zal omgekeerd worden.41)
15)Zo gij, o Israel!42) wilt hoereren, dat immers Juda niet schuldig worde; komt gij toch niet te Gilgal,43) en gaat niet op naar Beth-Aven,44) en zweert niet: Zo waarachtig als de HEERE leeft.45)
16)Want Israel is onbandig, als een onbandige koe;46) nu zal47) hen de HEERE weiden,48) als een lam in de ruimte.49)
17)Efraim50) is vergezeld51) met de afgoden;52) laat hem varen.53)
18)Hunlieder57) zuiperij54) is afvallig;55) zij doen niet dan hoereren;56) hun schilden58) (het is een schande!)59) beminnen het woord: Geeft.60)
19)Een wind61) heeft hen62) gebonden in zijn vleugelen,63) en zij zullen beschaamd worden vanwege hun offeranden.64)