< Hosea 12 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
1)Die van Efraim1) hebben Mij omsingeld met leugen,2) en het huis Israels met bedrog; maar Juda heerste nog3) met God,4) en was met de heiligen getrouw.5)
2)Efraim weidt zich met wind,6) en jaagt den oostenwind na;7) den gansen dag vermenigvuldigt hij leugen8) en verwoesting;9) en zij maken verbond met Assur,10) en de olie wordt naar Egypte gevoerd.11)
3)Ook heeft de HEERE een twist met Juda,12) en Hij zal13) bezoeking doen over Jakob14) naar zijn wegen, naar zijn handelingen zal Hij hem vergelden.
4)In moeders buik15) hield hij zijn16) broeder17) bij de verzenen;18) en in zijn kracht19) gedroeg hij zich vorstelijk met God.20)
5)Ja, hij gedroeg zich vorstelijk tegen den Engel,21) en overmocht Hem;22)24) hij weende en smeekte Hem.23) Te Beth-El vond hij Hem, en aldaar sprak Hij met ons;25)
6)Namelijk,26) de HEERE, de God der heirscharen;27) HEERE is Zijn gedenknaam.28)
7)Gij dan,29) bekeer u tot30) uw God,31) bewaar weldadigheid en recht, en wacht geduriglijk op uw God.32)
8)In des33) koopmans hand34) is een bedriegelijke weegschaal,35) hij bemint te verdrukken;36)
9)Nog zegt Efraim: Evenwel ben ik rijk geworden,37) ik heb mij groot goed verkregen;38) in al mijn arbeid39) zullen zij mij geen ongerechtigheid vinden, die zonde zij.40)
10)Maar Ik ben de HEERE, uw God,41) van Egypteland af;42) Ik zal u nog in tenten doen wonen,43) als in de dagen der samenkomst;44)
11)En Ik zal spreken tot de profeten,45) en Ik zal het gezicht vermenigvuldigen; en door den dienst der profeten46) zal Ik gelijkenissen voorstellen.47)
12)Zekerlijk is Gilead48) ongerechtigheid,49) zij zijn enkel ijdelheid;50) te Gilgal offeren zij ossen,51) ja, hun altaren zijn als steen hopen op de voren der velden.52)
13)Jakob53) vlood toch naar het veld van Syrie,54) en Israel diende om een vrouw,55) en hoedde om een vrouw.
14)Maar de HEERE voerde Israel op uit Egypte56) door een profeet, en door een57) profeet werd hij gehoed.58)
15)Efraim daarentegen heeft Hen zeer bitterlijk vertoornd;59) daarom zal Hij zijn bloed op hem60) laten,61) en zijn Heere62) zal hem zijn smaad vergelden.63)