|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
|
1) | Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2) | Spreek tot de kinderen Israels, dat zij voor Mij1) een hefoffer2) nemen.3) Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gij Mijn hefoffer nemen.4) |
3) | Dit nu is het hefoffer, hetwelk gij van hen nemen zult:5) goud, en zilver, en koper; |
4) | Als ook hemelsblauw,6) en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar.7) |
5) | En roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen;8) en sittimhout;9) |
6) | Olie tot den luchter,10) specerijen ter zalfolie,11) en tot roking welriekende specerijen;12) |
7) | Sardonixstenen, en vervullende stenen13) tot den efod,14) en tot den borstlap.15) |
8) | En zij zullen Mij een heiligdom maken,16) dat Ik in het midden van hen wone. |
9) | Naar al wat Ik u tot een voorbeeld dezes tabernakels, en een voorbeeld van al deszelfs gereedschap wijzen zal, even alzo zult gijlieden dat maken. |
10) | Zo zullen zij een ark van sittimhout maken;17) twee ellen en een halve zal haar lengte zijn,18) en anderhalve el haar breedte, en anderhalve el haar hoogte. |
11) | En gij zult ze met louter goud overtrekken, van binnen en van buiten zult gij ze overtrekken; en gij zult op dezelve een gouden krans maken rondom heen.19) |
12) | En giet voor haar vier gouden ringen,20) en zet die aan haar vier hoeken,21) alzo dat twee ringen op de ene zijde derzelve zijn, en twee ringen op haar andere zijde. |
13) | En maak handbomen van sittimhout,22) en overtrek ze met goud. |
14) | En steek de handbomen in de ringen,23) die aan de zijde der ark zijn, dat men de ark daarmede drage.24) |
15) | De draagbomen zullen in de ringen der ark zijn; zij zullen er niet uitgetogen worden. |
16) | Daarna zult gij in de ark leggen de getuigenis,25) die Ik u geven zal. |
17) | Gij zult ook een verzoendeksel maken van louter goud; twee ellen en een halve zal deszelfs lengte zijn, en anderhalve el deszelfs breedte. |
18) | Gij zult ook twee cherubim van goud maken; van dicht goud zult gij ze maken, uit de beide einden des verzoendeksels.26) |
19) | En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden de cherubim maken, uit de beide einden van hetzelve. |
20) | En de cherubim zullen hun beide vleugelen omhoog uitbreiden, bedekkende met hun vleugelen het verzoendeksel; en hun aangezichten zullen tegenover elkander zijn;27) de aangezichten der cherubim zullen naar het verzoendeksel zijn. |
21) | En gij zult het verzoendeksel boven op de ark zetten, nadat gij in de ark28) de getuigenis,29) die Ik u geven zal, zult gelegd hebben. |
22) | En aldaar zal Ik bij u komen, en Ik zal met u spreken van boven het verzoendeksel af, van tussen de twee cherubim, die op de ark der getuigenis zijn zullen, alles, wat Ik u gebieden zal aan de kinderen Israels. |
23) | Gij zult ook een tafel maken van sittimhout;30) twee ellen zal haar lengte zijn, en een el haar breedte, en een el en een halve zal haar hoogte zijn. |
24) | En gij zult ze met louter goud overtrekken; gij zult ook een gouden krans daaraan maken, rondom heen. |
25) | Gij zult ook een lijst rondom daaraan maken,31) een hand breed; en gij zult een gouden krans rondom derzelver lijst maken. |
26) | Ook zult gij vier gouden ringen daaraan maken; en gij zult de ringen zetten aan de vier hoeken, die aan derzelver vier voeten zijn zullen. |
27) | Tegenover de lijst zullen de ringen zijn, tot plaatsen voor de handbomen,32) om de tafel te dragen. |
28) | Deze handbomen nu zult gij van sittimhout maken, en gij zult dezelve met goud overtrekken; en de tafel zal daaraan gedragen worden. |
29) | Gij zult ook maken haar33) schotelen,34) en haar rookschalen,35) en haar platelen,36) en haar kroezen37) (met welke zij bedekt zal worden);38) van louter goud zult gij ze maken. |
30) | En gij zult op deze tafel altijd het toonbrood voor Mijn aangezicht leggen.39) |
31) | Gij zult ook een kandelaar van louter goud maken. Van dicht werk zal deze kandelaar gemaakt worden,40) zijn schacht, en zijn rietjes;41) zijn schaaltjes, zijn knopen, en zijn bloemen zullen uit hem zijn.42) |
32) | En zes rieten zullen uit zijn zijden uitgaan; drie rieten des kandelaars uit zijn ene zijde, en drie rieten des kandelaars uit zijn andere zijde. |
33) | In het ene riet zullen drie schaaltjes zijn, gelijk amandelnoten,43) een knoop en een bloem; en drie schaaltjes, gelijk amandelnoten in een ander riet,44) een knoop en een bloem; alzo zullen die zes rieten zijn, die uit den kandelaar gaan. |
34) | Maar aan den kandelaar zelven45) zullen vier schaaltjes zijn, gelijk amandelnoten, met zijn knopen, en met zijn bloemen. |
35) | En daar zal een knoop zijn onder twee rieten, uit denzelven uitgaande;46)47) ook een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; nog een knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; alzo zal het zijn met de zes rieten, die uit den kandelaar uitgaan. |
36) | Hun knopen en hun rieten zullen uit hem zijn; het zal altemaal een enig dicht werk van louter goud zijn. |
37) | Gij zult hem ook zeven lampen maken,48) en men zal zijn lampen aansteken,49) en doen lichten aan zijn zijden.50) |
38) | Zijn snuiters en zijn blusvaten zullen louter goud zijn. |
39) | Uit een talent louter goud51) zal men dat maken, met al dit gereedschap. |
40) | Zie dan toe,52) dat gij het maakt naar hun voorbeeld,53) hetwelk u op den berg getoond is. |