|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
|
1) | Tegen Moab zegt de HEERE der heirscharen,1) de God Israels, alzo: Wee over Nebo,2) want zij is verstoord;3) Kirjathaim is beschaamd, zij is ingenomen; de stad des hogen vertreks4) is beschaamd en verschrikt. |
2) | Moabs roem van Hesbon is er niet meer;5) zij hebben kwaad6) tegen haar gedacht,7) zeggende: Komt, en laat ons haar uitroeien, dat zij geen volk meer zij;8) ook gij, o Madmen!9) zult nedergehouwen worden, het zwaard zal achter u heengaan. |
3) | Er is een stem des gekrijts van Horonaim; verstoring en een grote breuk!10) |
4) | Moab is verbroken;11) haar kleine kinderen hebben een gekrijt laten horen.12) |
5) | Want in den opgang van Luhith zal geween bij geween opgaan, want in den afgang van Horonaim13) hebben Moabs wederpartijders een jammergeschrei gehoord.14) |
6) | Vlucht, redt ulieder ziel!15) en wordt als de heide in de woestijn;16) |
7) | Want om uw vertrouwen op uw werken,17) en op uw schatten, zult gij ook ingenomen worden; en Kamos18) zal henen uitgaan in gevangenis,19) zijn priesteren en zijn vorsten te zamen.20) |
8) | Want de verstoorder zal komen over elke stad,21) dat niet een stad ontkomen zal; en het dal zal verderven, en het effen veld verdelgd worden;22) want de HEERE heeft het gezegd. |
9) | Geeft Moab vederen,23) want al vliegende zal zij uitgaan; en haar steden zullen ter verwoesting worden, dat niemand in dezelve wone. |
10) | Vervloekt zij, die des HEEREN werk24) bedriegelijk doet;25) ja, vervloekt zij, die zijn zwaard van het bloed onthoudt!26) |
11) | Moab is van zijn jeugd aan gerust geweest,27) en hij heeft op zijn heffe stil gelegen,28) en is van vat in vat niet geledigd,29) en heeft niet gewandeld in gevangenis; daarom is zijn smaak in hem gebleven,30) en zijn reuk niet veranderd. |
12) | Daarom, ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik hem vreemde gasten zal toeschikken,31) die hem in vreemde plaatsen zullen voeren, en zijn vaten ledigen, en hunlieder flessen32) in stukken slaan.33) |
13) | En Moab zal beschaamd worden vanwege Kamos,34) gelijk als het huis Israels beschaamd is geworden vanwege Beth-El,35) hunlieder vertrouwen.36) |
14) | Hoe zult gij zeggen: Wij zijn helden en dappere mannen ten strijde?37) |
15) | Moab is verstoord,38) en uit zijn steden39) opgegaan,40) en de keur zijner jongelingen is ter slachting afgegaan,41) spreekt de Koning, Wiens Naam is HEERE der heirscharen. |
16) | Moabs verderf42) is nabij om te komen, en zijn kwaad haast zeer.43) |
17) | Beklaagt hem, gij allen, die rondom hem zijt, en allen, die zijn naam kent;44) zegt: Hoe is de sterke staf,45) de sierlijke stok verbroken? |
18) | Daal neder uit uw heerlijkheid, en woon in dorst,46) gij inwoneres,47) gij dochter van Dibon!48) want Moabs verstoorder is tegen u opgetogen, hij heeft uw vestingen verdorven. |
19) | Sta aan den weg, en zie toe, gij inwoneres van Aroer!49) Vraag den vluchtenden man en de ontkomene vrouw; zeg: Wat is er geschied?50) |
20) | Moab is beschaamd, want hij is51) verslagen;52) huilt en krijt! verkondigt te Arnon,53) dat Moab verstoord is. |
21) | En het oordeel is gekomen54) over het vlakke land;55) over Holon, en over Jahza, en over Mefaath, |
22) | En over Dibon, en over Nebo, en over Beth-Diblathaim, |
23) | En over Kirjathaim, en over Beth-Gamul, en over Beth-Meon, |
24) | En over Kerioth, en over Bozra;56) ja, over alle steden van Moabs land, die verre en die nabij zijn. |
25) | Moabs hoorn is afgesneden,57) en zijn arm verbroken,58) spreekt de HEERE. |
26) | Maak hem dronken,59) omdat hij zich groot gemaakt heeft tegen den HEERE;60) zo zal Moab met de handen klappen in zijn uitspuwsel,61) en hij zelf zal ook ter belaching zijn.62) |
27) | Want is u niet Israel ter belaching geweest?63) Was hij onder de dieven gevonden,64) dat gij u zo bewoogt,65) van den tijd af, dat uw woorden van hem waren? |
28) | Verlaat de steden, en woont in de steenrots,66) gij inwoners van Moab! en wordt gelijk een duif, die in de doorgangen van den mond67) eens hols nestelt. |
29) | Wij hebben Moabs hovaardij gehoord68) (hij is zeer hovaardig), zijn trotsheid, en zijn hovaardij, en zijn hoogmoed, en zijns harten hoogheid. |
30) | Ik ken zijn verbolgenheid,69) spreekt de HEERE, maar niet alzo;70) zijn grendelen doen het zo niet.71) |
31) | Daarom zal Ik over Moab huilen, ja, om gans Moab zal Ik krijten; over de lieden van Kir-heres72) zal men zuchten.73) |
32) | Boven het geween van Jaezer74) zal Ik u bewenen, gij wijnstok van Sibma! uw wijnranken75) zijn over zee gegaan, zij hebben gereikt tot aan Jaezers zee; maar de verstoorder76) is gevallen op uw zomervruchten en op uw wijnoogst; |
33) | Zodat de blijdschap en verheuging uit het vruchtbare veld,77) namelijk uit Moabs land, weggenomen is;78) want Ik heb den wijn doen ophouden79) uit de kuipen;80) men zal geen druiven treden met vreugdegeschrei;81) het vreugdegeschrei zal geen vreugdegeschrei zijn.82) |
34) | Vanwege Hesbons gekrijt tot Eleale toe, tot Jahaz toe, hebben zij hun stem verheven,83) van Zoar tot aan Horonaim, die driejarige vaarze;84) want ook de wateren van Nimrim85) zullen tot verwoestingen worden. |
35) | En Ik zal in Moab doen ophouden,86) spreekt de HEERE, dien, die op de hoogte offert,87) en die zijn goden rookt. |
36) | Daarom zal Mijn hart over Moab getier maken als de fluiten;88) ook zal Mijn hart over de lieden van Kir-heres getier maken als de fluiten, omdat89) het overschot,90) dat hij gemaakt had,91) verloren is.92) |
37) | Want alle hoofden zijn kaal,93) en alle baarden afgekort; op alle handen zijn insnijdingen, en op de lenden is een zak. |
38) | Op alle daken van Moab,94) en op al haar straten is overal misbaar;95) want Ik heb Moab verbroken als een vat,96) waar men geen lust aan heeft, spreekt de HEERE. |
39) | Hoe is hij97) verslagen!98) zij huilen;99) hoe heeft Moab den nek met100) schaamte gewend!101) Alzo zal Moab allen, die rondom hem zijn, tot belaching en tot een ontzetting worden. |
40) | Want zo zegt de HEERE: Ziet, hij zal102) snel vliegen als een arend,103) en hij zal zijn vleugelen over Moab uitbreiden. |
41) | Elk een der steden is gewonnen,104) en elk een der vastigheden is ingenomen;105) en het hart van Moabs helden106) zal te dien dage wezen, als het hart ener vrouw, die in nood is.107) |
42) | Want Moab zal verdelgd worden, dat hij geen volk zij,108) omdat hij zich groot gemaakt heeft tegen den HEERE.109) |
43) | De vreze,110) en de kuil, en de strik, over u, gij inwoner van Moab! spreekt de HEERE. |
44) | Die van de vreze ontvliedt,111) zal in den kuil vallen, en die uit den kuil opkomt, zal in den strik gevangen worden; want Ik zal over haar, over Moab, het jaar van hunlieder bezoeking brengen, spreekt de HEERE. |
45) | Die voor des vijands macht vluchtten, bleven staan in de schaduw van Hesbon;112) maar een vuur is uitgegaan van Hesbon,113) en een vlam van tussen Sihon,114) en heeft de hoeken van Moab en den schedel der kinderen van het gedruis verteerd.115) |
46) | Wee u, Moab!116) het volk van Kamos is verloren;117) want uw zonen zijn weggenomen in gevangenis; ook zijn uw dochters in gevangenis. |
47) | Maar in het laatste der dagen, zal Ik Moabs gevangenis118) wenden,119) spreekt de HEERE. Tot hiertoe is Moabs oordeel.120) |