1)landpale,
  Te weten, de zuiderlandpale.
2)de tong af,
  Men meent dat het een arm is, die van het land tongsgewijze uitstak in de Zoutzee; alzo ook Jes. 11:15; of een inhoek der zee, die als een tong in het land ging.
3)Akrabbim,
  Zie Richt. 1:36. Het schijnt dat deze plaats alzo is genaamd, omdat daar veel slangen en scorpioenen waren, want het Hebreeuwse woord betekent scorpioenen. Zie Deut. 8:15.
4)Zin,
  Het schijnt de naam ener plaat te zijn, in die tijden vermaard, waarvan de woestijn Zin haar naam bekomen heeft.
5)beek van Egypte;
  Anders, rivier, genaamd Sichor. Zie Joz. 13:3. Anders, dal, alsook onder, Joz. 15:7 en elders.
6)tot aan het uiterste
  Te weten, waar zij in de Zoutzee valt.
7)Bohan,
  De stam van Juda had geen land aan die zijde der Jordaan. Het schijnt dat die plaats den naam van Bohan, een Rubeniet, gekregen heeft, vanwege enige gedenkwaardige zaak aldaar bedreven door hem, of hem aangaande.
8)Gilgal,
  Onder, Joz. 18:17, genoemd Geliloth.
9)te En-rogel.
  Anders, aan de fontein Rogel; dat is, de fontein des volders. Zie 1 Kon. 1:9.
10)den Jebusiet
  Jeruzalem wordt Jebus of de stad des Jebusiets genaamd, omdat het de hoofdstad der Jebusieten was, en nog door hen bewoond was; onder, Joz. 18:28; Richt. 19:10.
11)het gebergte Seir,
  Dit gebergte lag in het land van Juda. Er was een ander Se‹r, in het land Edom, waar dit land den naam van had.
12)Beth-semes,
  Dat is, het huis der zon. Het is een stad geweest in den stam van Juda gelegen, 2 Kon. 14:11, doch den Levieten tot hun woning gegeven, Joz. 21:16. Zij moet onderscheiden zijn van dat Beth-Semes, hetwelk in den stam van Issaschar gelegen is; Joz. 19:22. In deze stad werd de ark des verbonds eerst gebracht, nadat zij zeven maanden in der Filistijnen land geweest was; 1 Sam. 6:12.
13)naar de zee.
  Te weten, naar de Middellandse zee, welke Joz. 15:12 genoemd wordt de Grote zee.
14)hij een deel gegeven
  Te weten, Jozua.
15)den mond des HEEREN
  Dat is, achtervolgens het gebod en uitdrukkelijk bevel des Heeren.
16)stad van Arba,
  Doorgaans genoemd Kiriath-Arba.
17)hij opwaarts
  Te weten, Kaleb, wien hier deze krijgstocht wordt toegeschreven, omdat hij hem ten gevalle geschied is. Daarom belooft hij ook hem, die Kiriath-Sefer slaan zou, zijn dochter, Joz. 15:16. Doch Jozua en gans Israël zijn met hem opgetrokken, Joz. 10:36.
18)Kaleb zeide:
  Zie het breder verhaal hiervan Richt. 1:11.
19)den broeder van Kaleb,
  Anders, neef, dat is, een van de nakomelingen van Kenaz; zie 1 Kron. 4:13.
20)hem kwam,
  Te weten, Othniël haar man.
21)hem aan,
  Te weten, Othniël.
22)zij sprong van den ezel af;
  Te weten, om haar vader met eerbied aan te spreken. Zie de aantekeningen Gen. 24:64, en 1 Sam. 25:23.
23)zegen;
  Dat is, een gave, of geschenk. Zie Gen. 33:11.
24)een dor land gegeven hebt,
  Hebreeuws eigenlijk, zuidland.
25)waterwellingen.
  Anders, waterfonteinen, of waterspringen.
26)Kabzeel,
  Neh. 11:25 wordt het Jekabzeël genoemd.
27)Dimona,
  Anders, Dibon genoemd, Neh. 11:25.
28)Hazor,
  Dit is de stad Hazor, die in het begin van Joz. 15:25 genoemd staat; en zij is Hezron genoemd geworden, om haar te onderscheiden van dat Hazor, hetwelk bij Kades ligt, van hetwelk Joz. 15:23 gesproken wordt.
29)Sema,
  Joz. 19:2 wordt deze stad genoemd Seba.
30)Horma,
  Zie de aantekeningen op Richt. 1:17.
31)negen en twintig
  Er zijn er zes en dertig genoemd; maar dewijl enige derzelve aan den stam van Simeon gekomen zijn, gelijk blijkt Joz. 19:2, zo telt hij er hier maar negen en twintig, die aan den stam van Juda gebleven zijn. Ook zijn enige derzelve den stam van Juda en den stam van Simeon gemeen gebleven.
32)veertien steden
  Er staan er vijftien genoemd, Joz. 15:33,34,35,36; enigen menen dat Gedera en Gederotha‹m een en dezelfde stad is. En zo zou het woordje en zoveel zijn als dat is.
33)Jokteel,
  Zie 2 Kon. 14:7.
34)Lachis,
  Zie Joz. 10:31, en 2 Kon. 14:19.
35)Libna,
  Zie Joz. 10:29.
36)onderhorige plaatsen,
  Hebreeuws, dochters; dat is, de kleine steden daaronder behorende; alzo Joz. 15:47, en elders meer.
37)aan de zijde
  Hebreeuws, op de hand.
38)de grote zee,
  Zie Num. 34:6.
39)Gosen,
  Zie Joz. 10:41.
40)Maon,
  Van deze stad heeft de woestijn, daarbij gelegen, haar naam gekregen; en David heeft zich in dezelve verborgen, voor Saul vluchtende, 1 Sam. 23:25, het was een boschachtige plaats, waar vele spelonken in waren. Zij was de geboorteplaats van Nabal, den man van Abiga‹l; 1 Sam. 25:2.
41)Kirjath-baal,
  Dat is, Kiriath-Baäl; het heet anders Kiriath-Jearim.
42)Zoutstad,
  Enigen stellen de Hebreeuwse woord Ir-Hammelach in den tekst als een eigennaam van een stad.
43)konden de Jebusieten,
  Zie Richt. 2:20 de oorzaak hiervan.
44)tot dezen dag toe.
  Versta hier, den dag, in welken dit boek geschreven is, want naderhand zijn de Jebusieten door David overwonnen en daaruit verdreven geweest; 2 Sam. 5:6. Ook was tevoren een deel dezer stad door Juda ingenomen; Richt. 1:8.