|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
|
1) | En in dezelfde1) dagen, als de discipelen vermenigvuldigden, ontstond een murmurering der Grieksen2) tegen de Hebreen, omdat hun weduwen in de dagelijkse bediening3) verzuimd werden.4) |
2) | En de twaalven riepen de menigte der discipelen tot zich, en zeiden: Het is niet behoorlijk, dat5) wij het Woord Gods nalaten, en6) de tafelen dienen.7) |
3) | Ziet dan om,8) broeders, naar zeven mannen uit u, die goede getuigenis hebben, vol des Heiligen9) Geestes en der wijsheid, welke wij mogen stellen over10) deze nodige zaak. |
4) | Maar wij zullen volharden in11) het gebed, en in de bediening des Woords. |
5) | En dit woord behaagde12) aan al de menigte;13) en zij verkoren14) Stefanus, een15) man vol des geloofs16) en des Heiligen Geestes, en Filippus,17) en Prochorus, en Nicanor, en Timon, en Parmenas, en Nicolaus,18) een Jodengenoot19) van Antiochie; |
6) | Welken zij voor de apostelen stelden; en dezen, als20) zij gebeden hadden, legden hun21) de handen op. |
7) | En het woord Gods wies, en het22) getal der discipelen vermenigvuldigde te Jeruzalem zeer; en een grote schare der priesteren werd23) den gelove gehoorzaam.24) |
8) | En Stefanus, vol van geloof en25) kracht, deed26) wonderen en grote tekenen onder het volk. |
9) | En er stonden op sommigen, die waren van de synagoge, genaamd27) der Libertijnen,28) en der Cyreneers, en29) der Alexandrijnen,30) en dergenen, die van Cilicie en Azie waren, en twistten met31) Stefanus. |
10) | En zij konden niet wederstaan de32) wijsheid en den Geest, door Welken hij sprak. |
11) | Toen maakten zij33) mannen uit, die zeiden: Wij hebben hem horen spreken lasterlijke woorden tegen Mozes en God. |
12) | En zij beroerden het volk, en de ouderlingen en de Schriftgeleerden; en hem aanvallende grepen zij hem, en leidden hem voor den raad; |
13) | En stelden valse34) getuigen, die zeiden: Deze mens houdt niet op lasterlijke woorden te spreken tegen deze heilige35) plaats en de wet. |
14) | Want wij hebben hem horen zeggen, dat deze Jezus, de36) Nazarener, deze plaats zal verbreken, en37) dat Hij de zeden38) veranderen zal, die ons Mozes overgeleverd heeft. |
15) | En allen, die in den raad zaten, de ogen op hem houdende, zagen zijn aangezicht als het aangezicht39) eens engels. |