< Handelingen 16 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28
1)En hij kwam te Derbe en1) Lystre. En ziet, aldaar was een zeker discipel, met name Timotheus, zoon2) van een gelovige Joodse3) vrouw, maar4) van een Grieksen vader;5)
2)Welken goeden getuigenis gegeven6) werd van de broederen te Lystre en Ikonium.
3)Deze wilde Paulus, dat met hem zou reizen; en hij7) nam en besneed hem, om der Joden wil,8) die in die plaatsen waren; want zij kenden allen zijn vader, dat hij een Griek was.9)
4)En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen10) over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goed gevonden11) waren, om die te onderhouden.
5)De Gemeenten dan werden bevestigd in het geloof, en12) werden dagelijks overvloediger in getal.
6)En als zij Frygie, en13) het land van Galatie doorgereisd14) hadden, werden zij van den Heiligen15) Geest verhinderd het16) Woord in Azie te spreken.17)
7)En aan Mysie gekomen18) zijnde, poogden zij naar Bithynie te19) reizen; en de Geest20) liet het hun21) niet toe.
8)En zij, Mysie voorbij gereisd zijnde, kwamen af tot Troas.22)
9)En van Paulus werd in den nacht een gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonie,23) en help ons.24)
10)Als hij nu dit gezicht gezien had, zo zochten wij terstond naar25) Macedonie te reizen, besluitende daaruit,26) dat ons de Heere geroepen had, om denzelven het Evangelie te verkondigen.
11)Van Troas dan afgevaren zijnde, liepen wij recht naar Samothrace,27) en den volgende dag naar Neapolis.28)
12)En van daar naar Filippi, welke29) is de eerste stad30) van dit deel van Macedonie, een kolonie.31) En wij onthielden ons in die stad ettelijke dagen.
13)En op den dag des sabbats gingen wij buiten de stad aan de rivier, waar het gebed placht32) te geschieden; en nedergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen, die33) samengekomen waren.
14)En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatira,34) die God diende, hoorde ons; welker hart de35) Heere heeft geopend, dat zij acht nam op36) hetgeen van Paulus gesproken werd.
15)En als zij gedoopt was, en haar huis, bad37) zij ons, zeggende: Indien gij hebt geoordeeld, dat ik den Heere getrouw38) ben, zo komt in mijn huis, en blijft er.39) En zij dwong ons.40)
16)En het geschiedde, als wij tot het gebed41) heengingen, dat een zekere dienstmaagd,42) hebbende een waarzeggenden43) geest, ons ontmoette, welke haar heren groot gewin toebracht met waarzeggen.
17)Dezelve volgde Paulus en ons achterna, en riep, zeggende: Deze mensen zijn44) dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons den weg45) der zaligheid verkondigen.
18)En dit deed zij vele dagen lang. Maar Paulus, daarover ontevreden zijnde,46) keerde zich om, en zeide tot den geest: Ik gebied u in den Naam van Jezus Christus, dat gij van haar uitgaat.47) En hij ging uit ter zelfder ure.
19)Als nu de heren van48) dezelve zagen, dat de hoop huns gewins weg was, grepen49) zij Paulus en Silas, en trokken hen naar de markt voor50) de oversten.51)
20)En als zij hen tot de hoofdmannen52) gebracht hadden, zeiden zij: Deze mensen beroeren onze stad, daar zij Joden zijn.53)
21)En zij verkondigen zeden, die ons54) niet geoorloofd zijn aan te nemen noch te doen, alzo wij Romeinen zijn.
22)En de schare stond gezamenlijk tegen hen op; en de hoofdmannen, hun de klederen55) afgescheurd hebbende, bevalen hen te geselen.56)
23)En als zij hun vele slagen gegeven hadden,57) wierpen zij hen in de gevangenis, en geboden den stokbewaarder,58) dat hij hen zekerlijk bewaren59) zou.
24)Dewelke, zulk een gebod ontvangen hebbende, wierp hen in den binnensten kerker, en verzekerde hun voeten in de stok.60)
25)En omtrent den middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode61) lofzangen en de gevangenen62) hoorden naar hen.
26)En er geschiedde snellijk een grote aardbeving, alzo dat de fundamenten des kerkers bewogen werden;63) en terstond werden al de deuren geopend, en de64) banden van allen werden los.
27)En de stokbewaarder, wakker geworden zijnde, en ziende de deuren der gevangenis geopend, trok een zwaard, en zou zichzelven omgebracht hebben,65) menende, dat de gevangenen ontvloden waren.
28)Maar Paulus riep met grote stem,66) zeggende: Doe uzelven geen kwaad; want wij zijn allen hier.
29)En als hij licht geeist had, sprong hij in, en werd zeer bevende, en viel voor Paulus en Silas neder aan de voeten;
30)En hen buiten gebracht67) hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?
31)En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.67)68)
32)En zij spraken tot hem het woord des Heeren, en tot allen, die in zijn huis waren.
33)En hij nam hen tot zich in dezelve ure des nachts, en wies hen69) van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de zijnen.
34)En hij bracht hen in zijn huis, en zette hun de tafel voor,70) en verheugde zich,71) dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was.72)
35)En als het dag geworden was, zonden de hoofdmannen de stadsdienaars,73) zeggende: Laat die mensen los.
36)En de stokbewaarder boodschapte deze woorden aan Paulus, zeggende: De hoofdmannen hebben gezonden, dat gij zoudt losgelaten worden; gaat dan nu uit, en reist heen in vrede.
37)Maar Paulus zeide tot hen: Zij74) hebben ons, die Romeinen zijn,75) onveroordeeld76) in het openbaar gegeseld, en in de gevangenis geworpen, en werpen zij ons nu heimelijk daaruit? Niet alzo;77) maar dat zij zelven komen, en ons uitleiden.
38)En de stadsdienaars boodschapten deze woorden wederom den hoofdmannen; en zij werden bevreesd, horende, dat78) zij Romeinen waren.79)
39)En zij, komende, baden hen, en als zij hen uitgeleid hadden, begeerden zij, dat zij uit de stad80) gaan zouden.
40)En uitgegaan zijnde uit de gevangenis, gingen zij in tot Lydia; en81) de broeders gezien hebbende, vertroostten82) zij dezelve,83) en gingen uit de stad.