|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
|
1) | Dengene nu, die zwak is in het geloof,1) neemt aan,2) maar niet tot twistige3) samensprekingen.4) |
2) | De een gelooft wel,5) dat men alles eten mag,6) maar die zwak is,7) eet moeskruiden.8) |
3) | Die daar eet,9) verachte hem niet,10) die niet eet; en11) die niet eet, oordele hem niet,12) die daar eet; want God heeft hem aangenomen.13) |
4) | Wie zijt gij,14) die eens anderen huisknecht15) oordeelt?16) Hij staat,17) of hij valt18) zijn eigen heer;19) doch hij zal vastgesteld worden,20) want God is machtig hem vast te stellen.21) |
5) | De een22) acht wel den enen dag boven den anderen dag;23) maar de ander24) acht al de dagen gelijk.25) Een iegelijk zij26) in zijn eigen gemoed27) ten volle verzekerd.28) |
6) | Die den dag waarneemt,29) die neemt hem waar den Heere; en die30) den dag niet waarneemt, die neemt hem niet waar den Heere. Die daar eet,31) die eet zulks den Heere, want hij dankt God;33) en die niet eet,32) die eet zulks den Heere niet, en hij dankt God. |
7) | Want niemand van ons34) leeft zichzelven,35) en niemand sterft zichzelven.36) |
8) | Want hetzij dat wij leven, wij leven den Heere;37) hetzij dat wij sterven, wij sterven den Heere.38) Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren.39) |
9) | Want daartoe is Christus ook gestorven,40) en opgestaan, en weder levend geworden, opdat Hij beiden over doden en levenden heersen zou.41) |
10) | Maar gij,42)45) wat oordeelt gij43) uw broeder?44)47) Of ook gij, wat veracht gij46) uw broeder? Want wij zullen allen voor den rechterstoel48) van Christus gesteld worden. |
11) | Want er is geschreven: Ik leef,49) zegt de Heere;50) voor Mij zal51) alle knie zich buigen,52) en alle tong zal God53) belijden.54) |
12) | Zo dan een iegelijk55) van ons zal voor zichzelven56) Gode57) rekenschap geven.58) |
13) | Laat ons dan elkander niet meer oordelen;59) maar oordeelt dit liever,60) namelijk, dat gij61) den broeder62) geen aanstoot63) of ergernis geeft.64) |
14) | Ik weet en ben verzekerd65) in den Heere Jezus,66) dat geen ding67) onrein is68) in zichzelven;69) dan die acht iets onrein te zijn,70) dien is het onrein.71) |
15) | Maar indien uw broeder72) om der spijze wil73) bedroefd wordt,74) zo wandelt gij niet meer naar liefde.75) Verderf dien niet76) met uw spijze,77) voor welken Christus gestorven is.78) |
16) | Dat dan uw goed niet79) gelasterd worde.80) |
17) | Want het Koninkrijk Gods81) is niet spijs en drank, maar rechtvaardigheid,82) en vrede,83) en blijdschap,84) door den Heiligen Geest.85) |
18) | Want die Christus in deze dingen86) dient,87) is Gode welbehagelijk, en aangenaam88) den mensen.89) |
19) | Zo dan laat ons najagen,90) hetgeen tot den vrede,91) en hetgeen tot de stichting92) onder elkander dient.93) |
20) | Verbreek94) het werk van God niet95) om der spijze wil.96) Alle dingen zijn wel rein;97) maar het is kwaad den mens,98) die met aanstoot eet.99) |
21) | Het is goed geen vlees te eten,100) noch wijn te drinken, noch iets, waaraan uw broeder zich101) stoot, of geergerd wordt,102) of waarin hij zwak is. |
22) | Hebt gij geloof?103) hebt dat bij uzelven104) voor God.105) Zalig is hij, die zichzelven niet oordeelt106) in hetgeen hij voor goed houdt.107) |
23) | Maar die twijfelt,108) indien hij eet,109) is veroordeeld,110) omdat hij niet uit het geloof eet. En al wat uit het geloof niet is,11) dat is zonde. |