|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
|
1) | Ik zeg dan:1) Heeft God Zijn volk2) verstoten?3) Dat zij verre; want ik ben ook een Israeliet,4) uit het zaad Abrahams,5) van den stam Benjamin.6) |
2) | God heeft Zijn volk7) niet verstoten,8) hetwelk Hij te voren gekend heeft.9) Of weet gij niet,10) wat de Schrift zegt van Elia,11) hoe hij God aanspreekt12) tegen Israel,13) zeggende: |
3) | Heere! zij hebben Uw profeten gedood, en Uw altaren14) omgeworpen;15) en ik ben alleen overgebleven en zij zoeken mijn ziel.16) |
4) | Maar wat zegt tot hem het Goddelijk antwoord?17) Ik heb Mijzelven nog zeven duizend18) mannen19) overgelaten,20) die de knie voor het beeld21) van Baal niet gebogen hebben.22) |
5) | Alzo is er dan ook in dezen tegenwoordigen tijd23) een overblijfsel geworden,24) naar de verkiezing der genade.25) |
6) | En indien het door genade is,26) zo is het niet meer27) uit de werken;28) anderszins is de genade29) geen genade meer; en30) indien het is uit de werken, zo is het geen genade meer; anderszins31) is het werk geen werk meer.32) |
7) | Wat dan?33) Hetgeen34) Israel35) zoekt,36) dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen37) hebben het verkregen, en de anderen38) zijn verhard geworden.39) |
8) | (Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest40) des diepen slaaps;41) ogen om niet te zien,42) en oren om niet te horen) tot op den huidigen dag.43) |
9) | En David zegt:44) Hun tafel worde45) tot een strik,46) en tot een val, en tot een aanstoot, en tot een vergelding voor hen.47) |
10) | Dat hun ogen verduisterd worden, om niet te zien; en verkrom hun rug allen tijd.48) |
11) | Zo zeg ik dan:49) Hebben zij gestruikeld, opdat zij vallen zouden?50) Dat zij verre; maar door hun val is51) de zaligheid52) den heidenen geworden, om hen53) tot jaloersheid te verwekken.54) |
12) | En indien hun val55) de rijkdom is56) der wereld,57) en hun vermindering58) de rijkdom der heidenen, hoeveel te meer hun volheid!59) |
13) | Want ik spreek tot u,60) heidenen, voor zoveel ik61) der heidenen apostel ben;62) ik maak mijn bediening63) heerlijk;64) |
14) | Of ik enigszins mijn vlees65) tot jaloersheid verwekken,66) en enigen67) uit hen68) behouden mocht.69) |
15) | Want indien hun70) verwerping71) de verzoening72) is der wereld,73) wat zal de aanneming wezen,74) anders dan het leven uit de doden?75) |
16) | En indien de eerstelingen76) heilig zijn,77) zo is ook het deeg heilig,78) en indien de wortel heilig is,79) zo zijn ook de takken heilig.80) |
17) | En zo enige der takken81) afgebroken zijn,82) en gij,83) een wilde olijfboom zijnde,84) in derzelver plaats85) zijt ingeent,86) en des wortels en der vettigheid87) des olijfbooms mede deelachtig zijt geworden,88) |
18) | Zo roem niet tegen de takken;89) en indien gij daartegen roemt, gij draagt den wortel niet,90) maar de wortel u. |
19) | Gij zult dan zeggen:91) De takken zijn afgebroken, opdat ik zou ingeent worden. |
20) | Het is wel;92) zij zijn door ongeloof afgebroken,93) en gij staat door het geloof.94) Zijt niet hooggevoelende,95) maar vrees.96) |
21) | Want is het, dat God de natuurlijke takken97) niet gespaard heeft,98) zie toe, dat Hij ook mogelijk u niet spare.99) |
22) | Zie dan100) de goedertierenheid101) en de strengheid van God;102) de strengheid wel over degenen,103) die gevallen zijn, maar de goedertierenheid over u,104) indien gij106) in de goedertierenheid blijft;105) anderszins zult ook gij afgehouwen worden.107) |
23) | Maar ook zij, indien zij108) in het ongeloof niet blijven, zullen ingeent worden;109) want God is machtig om dezelve weder in te enten.110) |
24) | Want indien gij111) afgehouwen zijt uit den olijfboom,112) die van nature wild was,113) en tegen nature in den goeden olijfboom ingeent;114) hoeveel te meer zullen deze, die natuurlijke takken zijn,115) in hun eigen olijfboom geent worden?116) |
25) | Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij117) (opdat gij niet wijs zijt,118) bij uzelven), dat de verharding119) voor een deel120) over Israel gekomen is,121) totdat de volheid der heidenen122) zal ingegaan zijn.123) |
26) | En alzo zal124) geheel Israel125) zalig worden;126) gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen127) en zal de goddeloosheden128) afwenden van Jakob.129) |
27) | En dit is hun een verbond van Mij,130) als Ik hun zonden zal wegnemen. |
28) | Zo zijn zij wel131) vijanden132) aangaande het Evangelie,133) om uwentwil,134) maar aangaande de verkiezing135) zijn zij beminden,136) om der vaderen wil;137) |
29) | Want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk.138) |
30) | Want gelijkerwijs ook gijlieden139) eertijds Gode140) ongehoorzaam geweest zijt,141) maar nu barmhartigheid verkregen hebt142) door dezer ongehoorzaamheid;143) |
31) | Alzo zijn ook dezen nu ongehoorzaam geweest,144) opdat ook zij door uw barmhartigheid zouden145) barmhartigheid verkrijgen.146) |
32) | Want God heeft hen allen onder de ongehoorzaamheid147) besloten,148) opdat Hij hun allen zou barmhartig zijn.149) |
33) | O diepte des rijkdoms,150) beide der wijsheid en der kennis Gods,151) hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen,152) en onnaspeurlijk Zijn wegen!153) |
34) | Want wie heeft den zin des Heeren gekend?154) Of wie is Zijn raadsman geweest?155) |
35) | Of wie heeft Hem eerst gegeven,156) en het zal hem wedervergolden worden?157) |
36) | Want uit Hem,158) en door Hem,159) en tot Hem160) zijn alle dingen.161) Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.162) |