|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
|
1) | Toen ging Mozes op1) uit de vlakke velden van Moab, naar den berg Nebo,2) op de hoogten van Pisga,3) welke recht tegenover Jericho is; en de HEERE wees hem dat ganse land, Gilead4) tot Dan toe;5)86) |
2) | En het ganse Nafthali,6) en het land van Efraim en Manasse, en het ganse land van Juda, tot aan de achterste zee;7) |
3) | En het Zuiden, en het effen veld der vallei van Jericho, de palmstad,8) tot Zoar toe.9) |
4) | En de HEERE zeide tot hem: Dit is het land, dat Ik Abraham, Izak en Jakob gezworen heb, zeggende: Aan uw zaad zal Ik het geven! Ik heb het u met uw ogen doen zien, maar gij zult daarheen niet overgaan.10) |
5) | Alzo stierf Mozes, de knecht des HEEREN, aldaar in het land van Moab, naar des HEEREN mond.11) |
6) | En Hij begroef hem in een dal,12) in het land van Moab, tegenover Beth-Peor;13) en niemand heeft zijn graf geweten,14) tot op dezen dag.15) |
7) | Mozes nu was honderd en twintig jaren oud,16) als hij stierf; zijn oog was niet donker geworden,17) en zijn kracht was niet vergaan.18)19) |
8) | En de kinderen Israels beweenden Mozes, in de vlakke velden van Moab, dertig dagen;20) en de dagen des wenens, van den rouw over Mozes, werden voleindigd. |
9) | Jozua nu, de zoon van Nun, was vol van den Geest der wijsheid;21) want Mozes had zijn handen op hem gelegd;22) zo hoorden de kinderen Israels naar hem, en deden gelijk als de HEERE Mozes geboden had. |
10) | En er stond geen profeet meer op in Israel, gelijk Mozes, dien de HEERE gekend had,23) van aangezicht tot aangezicht,24) |
11) | In al de tekenen en de wonderen, waartoe hem de HEERE gezonden heeft, om die in Egypteland te doen aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan al zijn land; |
12) | En in al die sterke hand,25) en in al die grote verschrikking,26) die Mozes gedaan heeft27) voor de ogen van gans Israel. |