1)volken dezer landen,
  Die in de heidense gruwelen der afgoderij bleven steken, aan welken God, Deut. 7:2,3, enz. en elders, zijn volk uitdrukkelijk verboden had te huwelijken.
2)heilig zaad
  Dat is, heilig geslacht, dat Israël was vanwege het verbond, dat God met Abraham en zijn zaad gemaakt had. Vergelijk Gen. 6:2; 1 Cor. 7:14.
3)overheden
  Of, regenten, magistraten, voorstanders.
4)eerste geweest
  Hebbende alzo anderen een kwaad exempel gegeven.
5)scheurde ik
  Zie Gen. 37:29.
6)trok
  Niet uit vertwijfeling of superstitie [verboden Lev. 19:27] maar uit overgrote droefenis en onststeldheid over dezen gruwel.
7)verbaasd
  Of, eenzaam.
8)die voor de woorden
  Dat is, die den Heere en zijn woord van harte vreesden; vergelijk Jes. 66:2,5.
9)weggevoerden;
  Hebreeuws, der wegvoering; als boven, en elders dikwijls.
10)avondoffer.
  Zie Exod. 29:39,41; Num. 28:4.
11)tot aan den hemel.
  Vergelijk 2 Kron. 28:9.
12)ontkoming
  Dat is, enigen die ontkomen zijn, alzo Ezra 9:13,14,15.
13)nagel
  Dat is, enige vastigheid van onzen staat. Vergelijk Jes. 22:23.
14)heilige plaats,
  Hebreeuws, in de plaats zijner heiligheid.
15)ogen te verlichten,
  Dat is, om ons te verkwikken. Vergelijk 1 Sam. 14:27,29.
16)levens
  Dat is, herstelling, verkwikking, dat wij [om zo te zeggen] onzen adem wat mogen halen, een weinig oponthoud.
17)geneigd
  Gelijk boven, Ezra 7:28.
18)woestigheden
  Om het vervallen huis Gods en den godsdienst te herstellen.
19)omtuining
  Of, muur, als om de wijngaarden van losse stenen pleegt opgehoopt te worden; hij wil zeggen: dat God hen enigszins begonnen had te verzekeren tegen de omliggende vijanden.
20)dienst Uwer knechten,
  Hebreeuws, hand.
21)vuil land,
  Hebreeuws, een land der afzondering; een gelijkenis van een vrouw, of iemand anders, die om enige onreinheid van der mensen gezelschap wordt afgezonderd; zie Lev. 12:2; Num. 19:9, enz.
22)van het ene einde
  Hebreeuws, van mond tot mond; dat is, overal, van het ene einde tot het andere, of alzo, dat de ene onreinheid op de andere geduriglijk gevolgd is. Vergelijk 2 Kon. 10:21, en 2 Kon. 21:16.
23)vrede
  Dat is, hun welstand; zie Deut. 23:6.
24)best
  Hebreeuws, goed.
25)eeuwigheid.
  Zie Gen. 17:1.
26)te onder
  Gelijk Gij ons hadt gedreigd Deut. 28:43. Anders, Gij hebt [U, of uw toorn, uw roede] teruggehouden beneden onze ongerechtigheid; dat is, Gij hebt ons minder gestraft dan wij wel verdiend hadden met onze zonden.
27)rechtvaardig;
  Die zijn verbondsbeloften houdt, om des Messias' wil, die uw rechtvaardigheid voor des volks zonden zal voldoen, blijkende zulks daaruit, dat wij ontkomen zijn, hoewel beladen met een grote schuld, ten aanzien van welke wij voor U niet zouden kunnen bestaan, zo Gij met ons naar onze verdienste wildet handelen. VergelijK Neh. 9:8, enz.
28)om zulks.
  Anders, met zulks.