1) | kinderen van Pinehas, |
|
Of, zonen, dat is, nakomelingen, en zo in het volgende.
|
2) | laatste kinderen |
|
Dat is, laatstgeborenen, gelijk sommigen verstaan; of dit wordt gezegd ten aanzien van de anderen, die eerst met Zerubbabel opgetogen zijn.
|
3) | naar |
|
Anders, aan, of, in.
|
4) | Ahava, |
|
Hierdoor verstaan sommigen Adiabena, of, Adiavena, een landschap van Assyrië, alzo naar hun gevoelen, genoemd van de voornaamste rivier Adiava. Anderen verstaan door de rivier de Eufraat en door Ahava een andere rivier, die in de Eufraat loopt, of die, de Eufraat voorbij lopende, ontvangt; zie onder, Ezra 8:21,31.
|
5) | kinderen van Levi. |
|
Versta, Levieten. Want van de priesterlijke linie [die ook uit den stam van Levi waren] zijn er enigen geweest; zie boven, Ezra 8:2, en wijders boven, Ezra 7:7, met de aantekening.
|
6) | tot Eliezer, |
|
Te weten, om tot mij te komen en bevel te ontvangen aan Iddo, gelijk volgt.
|
7) | leraars; |
|
Hebreeuws eigenlijk, verstandig makende, verstand gevende; dat is, onderwijzende lerende; of, verstandigen, dewijl het Hebreeuwse woord op beide wijzen gebruikt wordt. Alzo Dan. 11:33, en Dan. 12:3.
|
8) | hoofd in |
|
Deze schijnt geweest te zijn de opperste leermeester der Levieten, die aldaar waren.
|
9) | Casifja, |
|
Dit wordt gehouden voor het land der Caspiërs, waar het grote meer was genoemd Mare Caspium, of, Hyrcanum, tussen de Kaspische en Hyrkanische bergen; vanwaar [hoewel het ver vandaar was] zij nochtans, door Gods zegen, hulp van des konings bevel en de gewoonlijk overal bestelde Perzische postpaarden, spoediglijk zijn overgekomen.
|
10) | legde |
|
Gelijk 2 Sam. 14:3, enz.
|
11) | zijn broeder, |
|
Hebreeuws, Achiu; dat sommigen nemen voor een eigennaam.
|
12) | Nethinim, |
|
Zie boven, Ezra 2:43. Anders, gestelden. Hebreeuws, gegevenen.
|
13) | naar de goede |
|
Gelijk boven, Ezra 7:9, en onder, Ezra 8:31.
|
14) | namelijk Serebja, |
|
Hebreeuws, en.
|
15) | David |
|
Toen hij de ordeningen der Levieten bestelde, 1 Kron. 25, 1 Kron. 26. Zie ook Joz. 9:21, en 1 Kron. 9:2.
|
16) | Ahava, |
|
Anders, van Ahava. Alzo onder, Ezra 8:31.
|
17) | verootmoedigden |
|
Vergelijk Lev. 16:29.
|
18) | eem rechten weg, |
|
Dat hij ons wil geleiden, beschermen en voorspoediglijk te Jeruzalem brengen.
|
19) | ten goede over allen, |
|
Om hen te beschermen.
|
20) | sterkte |
|
Om die met zijn almachtige en straffende hand te bedwingen, of te verdelgen.
|
21) | liet zich |
|
Of, Hij werd ons verbeden. Zie Gen. 25:21.
|
22) | talenten zilvers, |
|
Zie Exod. 25:39.
|
23) | in talenten; |
|
Of, aan talenten. Hetwelk men zo kan verstaan, dat elk stuk een talent gewogen heeft.
|
24) | drachmen; |
|
Zie boven, Ezra 2:69.
|
25) | goed koper, |
|
Sommigen; zeer blinkende.
|
26) | heilig den HEERE, |
|
Hebreeuws, een heiligheid.
|
27) | in tegenwoordigheid |
|
Hebreeuws, voor het aangezicht.
|
28) | de kamers |
|
Zie 1 Kon. 6:5; Neh. 10:39, en Neh. 12:44, en Neh. 13:4,5,9.
|
29) | eerste maand, |
|
Zie boven, Ezra 7:9.
|
30) | hand onzes Gods |
|
Gelijk Ezra 8:18.
|
31) | bleven aldaar |
|
Dat is, wij hielden ons zolang stil, en rustten ons uit.
|
32) | de weggevoerden, |
|
Hebreeuws, de kinderen der wegvoering, of gevangenis; gelijk boven dikwijls.
|
33) | wetten des konings |
|
Dat is, bevelen, ordinantiën.
|
34) | rivier; |
|
Eufraat.
|
35) | bevorderden |
|
Hebreeuws, zij hieven op, lichtten op, dat is, zij hielpen en waren hun bevorderlijk in alles, volgens des konings bevel. Zie boven, Ezra 1:4.
|