|
1
2
3
4
|
1) | En het woord des HEEREN geschiedde ten anderen male tot Jona,1) zeggende: |
2) | Maak u op, ga naar de grote stad Nineve; en predik tegen haar de prediking, die Ik tot u spreek.2) |
3) | Toen maakte zich Jona op, en ging naar Nineve, naar het woord des HEEREN.3) Nineve nu was een grote stad Gods,4) van drie dagreizen.5) |
4) | En Jona begon in de stad te gaan, een dagreis; en hij predikte, en zeide: Nog veertig dagen,6) dan zal Nineve worden omgekeerd.7) |
5) | En de lieden van Nineve8) geloofden aan God;9) en zij riepen een vasten10) uit, en bekleedden zich met zakken,11) van hun grootste af tot hun kleinste toe. |
6) | Want dit woord12) geraakte tot den koning van Nineve,13) en hij stond op van zijn troon, en deed zijn heerlijk overkleed14) van zich; en hij bedekte zich met een zak, en zat neder in de as.15) |
7) | En hij liet uitroepen,16) en men sprak te Nineve,17) uit bevel des konings18) en zijner groten,19) zeggende: Laat mens noch beest, rund noch schaap,20) iets smaken, laat ze niet weiden, noch water drinken. |
8) | Maar mens en beest zullen met zakken bedekt zijn, en zullen sterk tot God roepen; en zij zullen zich bekeren, een iegelijk van zijn bozen weg,22) en van het geweld, dat in hun handen23) is.21) |
9) | Wie weet,24) God mocht Zich wenden, en berouw hebben;25) en Hij mocht Zich wenden van de hittigheid Zijns toorns, dat wij niet vergingen! |
10) | En God zag hun werken,26) dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad,27) dat Hij gesproken had hun te zullen doen,28) en Hij deed het niet.29) |