|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
|
1) | Hierom, heilige broeders,1) die der hemelse roeping2) deelachtig zijt, aanmerkt den3) Apostel4) en Hogepriester5) onzer belijdenis, Christus Jezus;6) |
2) | Die getrouw is Dengene, Die Hem gesteld heeft,7) gelijk ook Mozes in geheel zijn huis was.8) |
3) | Want Deze is zoveel meerder9) heerlijkheid waardig geacht dan Mozes, als degene, die het huis gebouwd heeft,10) meerder eer heeft, dan het huis.11) |
4) | Want een ieder huis wordt van iemand gebouwd; maar Die dit alles gebouwd heeft,12) is God.13) |
5) | En Mozes is wel getrouw geweest in geheel zijn huis, als een dienaar, tot getuiging der dingen,14) die daarna gesproken zouden worden; |
6) | Maar Christus, als de Zoon15) over Zijn eigen huis; Wiens huis wij zijn,16) indien wij maar de vrijmoedigheid17) en den roem der hoop tot het einde toe vast behouden.18) |
7) | Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt:19) Heden, indien gij Zijn stem20) hoort,21) |
8) | Zo verhardt uw harten niet,22) gelijk het geschied is in de verbittering,23) ten dage der verzoeking,24) in de woestijn; |
9) | Alwaar Mij uw vaders verzocht hebben;25) zij hebben Mij beproefd,26) en hebben Mijn werken gezien, veertig jaren lang. |
10) | Daarom was Ik vertoornd over dat geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart,27) en zij hebben Mijn wegen28) niet gekend.29) |
11) | Zo heb Ik dan gezworen in Mijn toorn; Indien zij30) in Mijn rust zullen ingaan!31) |
12) | Ziet toe, broeders,32) dat niet te eniger tijd in iemand van u zij een boos,33) ongelovig hart, om af te wijken van den levenden God; |
13) | Maar vermaant elkander te allen dage,34) zolang als het heden35) genaamd wordt, opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde. |
14) | Want wij zijn Christus deelachtig geworden,36) zo wij anders het beginsel van dezen vasten grond37) tot het einde toe vast behouden; |
15) | Terwijl er gezegd wordt:38) Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo verhardt uw harten niet, gelijk in de verbittering geschied is. |
16) | Want sommigen, als zij die gehoord hadden, hebben Hem verbitterd, doch niet allen,39) die uit Egypte door Mozes uitgegaan zijn. |
17) | Over welke nu is Hij vertoornd geweest veertig jaren? Was het niet over degenen, die gezondigd hadden,40) welker lichamen gevallen zijn41) in de woestijn? |
18) | En welken heeft Hij gezworen, dat zij in Zijn rust niet zouden ingaan, anders dan dengenen, die ongehoorzaam geweest waren? |
19) | En wij zien, dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof.42) |