|
1
2
3
4
5
6
|
1) | Doch ik zeg,1) zo langen tijd als de erfgenaam een kind is,2) zo verschilt hij niets van een3) dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;4) |
2) | Maar hij is onder voogden5) en verzorgers, tot den tijd6) van den vader te voren gesteld. |
3) | Alzo wij ook,7) toen wij kinderen8) waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt9) onder de eerste10) beginselen der wereld. |
4) | Maar wanneer de volheid des tijds11) gekomen is, heeft God Zijn Zoon12) uitgezonden, geworden13) uit een vrouw,14) geworden onder de wet;15) |
5) | Opdat Hij degenen, die16) onder de wet waren, verlossen zou,17) en opdat wij de aanneming18) tot kinderen verkrijgen zouden. |
6) | En overmits gij19) kinderen zijt,20) zo heeft God den Geest Zijns21) Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept:22) Abba, Vader!23) |
7) | Zo dan, gij zijt24) niet meer25) een dienstknecht,26) maar een zoon; en indien gij een zoon zijt,27) zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.28)29) |
8) | Maar toen, als gij God30) niet kendet, diendet gij31) degenen,32) die van nature33) geen goden zijn; |
9) | En nu, als gij God kent,34) ja, veelmeer35) van God gekend zijt,36) hoe keert gij u37) wederom38)40) tot de zwakke39) en arme beginselen, welke gij wederom van voren aan41) wilt dienen?42) |
10) | Gij43) onderhoudt44) dagen, en45) maanden, en46) tijden, en47) jaren.48) |
11) | Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan49) u gearbeid heb. |
12) | Weest gij als ik, want ook50) ik ben als gij;51) broeders, ik bid u;52) gij hebt mij geen ongelijk53) gedaan. |
13) | En gij weet, dat54) ik u door zwakheid55) des vleses het Evangelie de eerste maal56) verkondigd heb; |
14) | En mijn verzoeking,57) die in mijn vlees58) geschiedde, hebt gij niet veracht noch59) verfoeid; maar60) gij naamt mij aan als een engel Gods,61) ja, als Christus62) Jezus. |
15) | Welke was dan63) uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk64) ware, uw ogen zoudt65) uitgegraven, en mij gegeven hebben. |
16) | Ben ik dan uw vijand geworden,66) u de waarheid zeggende?67) |
17) | Zij ijveren68) niet recht over u;69) maar zij willen ons70) uitsluiten, opdat gij71) over hen zoudt ijveren.72) |
18) | Doch in het goede73) te allen tijd te74) ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u75) tegenwoordig ben; |
19) | Mijn kinderkens,76) die ik wederom77) arbeide te baren, totdat Christus78) een gestalte in u79) krijge. |
20) | Doch ik wilde, dat ik nu tegenwoordig bij80) u ware, en mijn stem mocht veranderen;81) want ik ben in twijfel over u.82) |
21) | Zegt mij, gij,83) die onder de wet84) wilt zijn, hoort gij de wet niet?85) |
22) | Want er is geschreven,86) dat Abraham twee zonen had, een uit87)89) de dienstmaagd, en88) een uit de vrije.90) |
23) | Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren91) geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis;92) |
24) | Hetwelk dingen zijn,95) die andere beduiding93) hebben; want deze94) zijn de twee verbonden;96) het ene97) van den berg Sinai,98) tot dienstbaarheid99) barende, hetwelk is Agar;100) |
25) | Want dit, namelijk Agar,101) is Sinai,102) een berg in Arabie,103) en komt overeen104) met Jeruzalem,105) dat nu is, en106) dienstbaar is107) met haar kinderen.108) |
26) | Maar Jeruzalem, dat109) boven is, dat is vrij,110) hetwelk is ons aller111) moeder.112) |
27) | Want er is geschreven:113) Wees vrolijk, gij onvruchtbare,114) die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene,116) die den man heeft.117) |
28) | Maar wij, broeders, zijn118) kinderen der belofte,119) als Izak was.120) |
29) | Doch gelijkerwijs toen, die121) naar het vlees122) geboren was, vervolgde dengene,123) die naar den Geest124) geboren was, alzo ook nu.125) |
30) | Maar wat zegt de Schrift?126) Werp de dienstmaagd127) uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije. |
31) | Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen128) der dienstmaagd, maar129) der vrije.130) |