< Galaten 4 >
1 2 3 4 5 6
1)Doch ik zeg,1) zo langen tijd als de erfgenaam een kind is,2) zo verschilt hij niets van een3) dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles;4)
2)Maar hij is onder voogden5) en verzorgers, tot den tijd6) van den vader te voren gesteld.
3)Alzo wij ook,7) toen wij kinderen8) waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt9) onder de eerste10) beginselen der wereld.
4)Maar wanneer de volheid des tijds11) gekomen is, heeft God Zijn Zoon12) uitgezonden, geworden13) uit een vrouw,14) geworden onder de wet;15)
5)Opdat Hij degenen, die16) onder de wet waren, verlossen zou,17) en opdat wij de aanneming18) tot kinderen verkrijgen zouden.
6)En overmits gij19) kinderen zijt,20) zo heeft God den Geest Zijns21) Zoons uitgezonden in uw harten, Die roept:22) Abba, Vader!23)
7)Zo dan, gij zijt24) niet meer25) een dienstknecht,26) maar een zoon; en indien gij een zoon zijt,27) zo zijt gij ook een erfgenaam van God door Christus.28)29)
8)Maar toen, als gij God30) niet kendet, diendet gij31) degenen,32) die van nature33) geen goden zijn;
9)En nu, als gij God kent,34) ja, veelmeer35) van God gekend zijt,36) hoe keert gij u37) wederom38)40) tot de zwakke39) en arme beginselen, welke gij wederom van voren aan41) wilt dienen?42)
10)Gij43) onderhoudt44) dagen, en45) maanden, en46) tijden, en47) jaren.48)
11)Ik vrees voor u, dat ik niet enigszins tevergeefs aan49) u gearbeid heb.
12)Weest gij als ik, want ook50) ik ben als gij;51) broeders, ik bid u;52) gij hebt mij geen ongelijk53) gedaan.
13)En gij weet, dat54) ik u door zwakheid55) des vleses het Evangelie de eerste maal56) verkondigd heb;
14)En mijn verzoeking,57) die in mijn vlees58) geschiedde, hebt gij niet veracht noch59) verfoeid; maar60) gij naamt mij aan als een engel Gods,61) ja, als Christus62) Jezus.
15)Welke was dan63) uw gelukachting? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zo het mogelijk64) ware, uw ogen zoudt65) uitgegraven, en mij gegeven hebben.
16)Ben ik dan uw vijand geworden,66) u de waarheid zeggende?67)
17)Zij ijveren68) niet recht over u;69) maar zij willen ons70) uitsluiten, opdat gij71) over hen zoudt ijveren.72)
18)Doch in het goede73) te allen tijd te74) ijveren is goed, en niet alleenlijk, als ik bij u75) tegenwoordig ben;
19)Mijn kinderkens,76) die ik wederom77) arbeide te baren, totdat Christus78) een gestalte in u79) krijge.
20)Doch ik wilde, dat ik nu tegenwoordig bij80) u ware, en mijn stem mocht veranderen;81) want ik ben in twijfel over u.82)
21)Zegt mij, gij,83) die onder de wet84) wilt zijn, hoort gij de wet niet?85)
22)Want er is geschreven,86) dat Abraham twee zonen had, een uit87)89) de dienstmaagd, en88) een uit de vrije.90)
23)Maar gene, die uit de dienstmaagd was, is naar het vlees geboren91) geweest; doch deze, die uit de vrije was, door de beloftenis;92)
24)Hetwelk dingen zijn,95) die andere beduiding93) hebben; want deze94) zijn de twee verbonden;96) het ene97) van den berg Sinai,98) tot dienstbaarheid99) barende, hetwelk is Agar;100)
25)Want dit, namelijk Agar,101) is Sinai,102) een berg in Arabie,103) en komt overeen104) met Jeruzalem,105) dat nu is, en106) dienstbaar is107) met haar kinderen.108)
26)Maar Jeruzalem, dat109) boven is, dat is vrij,110) hetwelk is ons aller111) moeder.112)
27)Want er is geschreven:113) Wees vrolijk, gij onvruchtbare,114) die niet baart, breek uit en roep, gij, die geen barensnood hebt, want de kinderen der eenzame zijn veel meer, dan dergene,116) die den man heeft.117)
28)Maar wij, broeders, zijn118) kinderen der belofte,119) als Izak was.120)
29)Doch gelijkerwijs toen, die121) naar het vlees122) geboren was, vervolgde dengene,123) die naar den Geest124) geboren was, alzo ook nu.125)
30)Maar wat zegt de Schrift?126) Werp de dienstmaagd127) uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije.
31)Zo dan, broeders, wij zijn niet kinderen128) der dienstmaagd, maar129) der vrije.130)