< Amos 5 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9
1)Hoort dit woord, dat Ik over ulieden ophef, een klaaglied, o huis Israels!
2)De jonkvrouw Israels1) is gevallen,2) zij zal niet weder opstaan;3) zij is verlaten op haar land, er is niemand, die haar opricht.
3)Want zo zegt de Heere HEERE: De stad, die uitgaat met duizend,4) zal honderd overhouden,5) en die uitgaat met honderd, zal tien overhouden, in het huis Israels.
4)Want zo zegt de HEERE tot het huis Israels: Zoekt Mij, en leeft.6)
5)Maar zoekt Beth-El niet,7)12) en komt niet te Gilgal,8) en gaat niet over naar Ber-Seba;9) want Gilgal zal10) voorzeker11) gevankelijk worden weggevoerd, en Beth-El zal worden tot niet.
6)Zoekt den HEERE, en leeft; opdat Hij niet doorbreke in het huis van Jozef13) als een vuur,14) dat vertere, zodat er niemand zij, die het blusse in Beth-El;15)
7)Die het recht16) in alsem verkeren,17) en de gerechtigheid ter aarde doen liggen.18)
8)Die het19) Zevengesternte en den Orion maakt,20) en de doodsschaduw21) in den morgenstond verandert, en den dag als den nacht verduistert;22) Die de wateren der zee roept,23) en giet ze uit op den aardbodem,24) HEERE is Zijn Naam.
9)Die Zich verkwikt25) door verwoesting over een sterke; zodat de verwoesting komt over een vesting.26)
10)Zij haten in de poort dengene,27) die bestraft, en hebben een gruwel van dien, die oprechtelijk spreekt.28)
11)Daarom, omdat gij den arme vertreedt29) en een last koren van hem neemt,30) zo hebt gij wel huizen gebouwd van gehouwen steen,31) maar gij zult daarin niet wonen; gij hebt gewenste wijngaarden geplant,32) maar gij zult derzelver wijn niet drinken.
12)Want Ik weet, dat uw overtredingen menigvuldig, en uw zonden machtig vele zijn; zij benauwen den rechtvaardige,33) nemen zoengeld,34) en verstoten de nooddruftigen35) in de poort.36)
13)Daarom zal de verstandige37) te dier tijd38) zwijgen,39) want het zal een boze tijd zijn.40)
14)Zoekt het goede, en niet het boze, opdat gij leeft; en alzo zal de HEERE, de God der heirscharen, met ulieden zijn,41) gelijk als gij zegt.42)
15)Haat het boze, en hebt lief het goede, en bestelt het recht in de poort, misschien zal de HEERE,43) de God der heirscharen, aan Jozefs overblijfsel44) genadig zijn.
16)Daarom,45) zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de Heere: Op alle straten zal rouwklage zijn,46) en in alle wijken zullen zij zeggen: Och! och! en zullen den akkerman roepen tot treuren, en rouwklage zal zijn bij degenen,47) die verstand van kermen hebben.48)
17)Ja, in alle wijngaarden49) zal rouwklage zijn; want Ik zal door het midden van u doorgaan;50) zegt de HEERE.
18)Wee dien, die des HEEREN dag51) begeren!52) Waartoe toch zal ulieden de dag des HEEREN zijn? Hij zal duisternis wezen en geen licht.53)
19)Als wanneer iemand vlood54) voor het aangezicht eens leeuws, en hem ontmoette een beer; of dat hij kwam in een huis, en leunde met zijn hand aan den wand, en hem beet een slang.
20)Zal dan niet des HEEREN dag duisternis zijn,55) en geen licht? En donkerheid, zodat er geen glans aan zij?
21)Ik haat,56) Ik versmaad uw feesten, en Ik mag uw verbods dagen niet rieken.57)58)
22)Want ofschoon gij Mij brandofferen offert, mitsgaders uw spijsofferen, Ik heb er toch geen welgevallen aan; en het dankoffer59) van uw vette beesten mag Ik niet aanzien.
23)Doe het getier uwer liederen van Mij weg;60) ook mag Ik uwer luiten61) spel62) niet horen.
24)Maar laat het oordeel63) zich daarhenen wenden als de wateren, en de gerechtigheid als een sterke beek.
25)Hebt gij Mij veertig jaren64) in de woestijn slachtofferen en spijsoffer toegebracht, o huis Israels?
26)Ja, gij droegt65) de tent66) van uw Melech,67) en den Kijun,68) uw beelden, de ster uws gods,69) dien gij uzelf hadt gemaakt.
27)Daarom zal Ik ulieden gevankelijk wegvoeren, ver boven Damaskus henen,70) zegt de HEERE, Wiens Naam is God der heirscharen.