|
1
2
3
4
5
6
7
8
9
|
1) | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Moab,1) en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat hij2) de beenderen des konings van Edom3) tot kalk verbrand heeft. |
2) | Daarom zal Ik een vuur in Moab zenden,4) dat zal de paleizen van Kerioth verteren;5) en Moab zal sterven6) met groot gedruis,7) met gejuich,8) met geluid der bazuin. |
3) | En Ik zal den rechter uit het midden van haar uitroeien; en al haar vorsten zal Ik met hem doden,11) zegt de HEERE.9)10) |
4) | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Juda, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij de wet des HEEREN verworpen, en Zijn inzettingen niet bewaard hebben; en hun leugenen12) hen verleid hebben, die hun vaders hebben nagewandeld. |
5) | Daarom zal Ik een vuur in Juda zenden, dat zal Jeruzalems paleizen verteren. |
6) | Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Israel,13) en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij den rechtvaardige14) voor geld verkopen, en den nooddruftige om een paar schoenen. |
7) | Die er naar hijgen, dat het stof der aarde15) op het hoofd der armen zij, en den weg16) der zachtmoedigen17) verkeren;18) en de man en zijn vader19) gaan tot een jonge dochter om Mijn heiligen Naam20) te ontheiligen.21) |
8) | En zij leggen zich neder22) bij elk altaar op de verpande klederen,23) en drinken den wijn der geboeten24) in het huis van hun goden. |
9) | Ik daarentegen heb den Amoriet25) voor hunlieder aangezicht verdelgd, wiens hoogte was26) als de hoogte der cederen, en hij was sterk als de eiken; maar Ik heb zijn vrucht27) van boven, en zijn wortelen van onderen verdelgd. |
10) | Ook heb Ik ulieden uit Egypteland opgevoerd; en Ik heb u veertig jaren in de woestijn geleid, opdat gij het land van den Amoriet erfelijk bezat. |
11) | En Ik heb sommigen uit uw zonen tot profeten verwekt, en uit uw jongelingen tot Nazireen;28) is dit niet alzo,29) gij kinderen Israels? spreekt de HEERE. |
12) | Maar gijlieden hebt aan de Nazireen wijn te drinken gegeven,30) en gij hebt den profeten geboden,31) zeggende: Gij zult niet profeteren.32) |
13) | Ziet, Ik zal uw plaatsen drukken,33) gelijk als een wagen drukt, die vol garven is. |
14) | Zodat de snelle34) niet zal ontvlieden, en de sterke zijn kracht niet verkloeken,35) en een held zal zijn ziel niet bevrijden.36) |
15) | En die den boog handelt, zal niet bestaan,37) en die licht is op zijn voeten, zal zich niet bevrijden; ook zal, die te paard rijdt, zijn ziel niet bevrijden. |
16) | En de kloekhartigste38) onder de helden zal te dien dage naakt heenvlieden,39) spreekt de HEERE. |