1)den HEERE
  Te weten, onzen Heere Jezus Christus.
2)een nieuw lied.
  Zie Ps. 33:3.
3)zijne rechterhand
  Dat is, Hij heeft zijne vijanden overwonnen door zijn goddelijke kracht en strekte alleen; zie Jes. 52:10, en Jes. 53:1, en Jes. 59:16, en Jes. 63:5.
4)de arm
  Dat is, zijn heilige arm.
5)heil
  Te weten, over al zijne vijanden.
6)gegeven.
  Of, verkregen.
7)HEERE met de
  Te weten, Christus.
8)zijne gerechtigheid
  Versta hier, de gerechtigheid des Evangelies, of des geloofs.
9)Hij is gedachtig
  Versta hierbij, en Hij heeft gedaan hetgeen Hij zijn volk Israël beloofd had, hen van hunne zonden verlossende en bevrijdende; zie Luk. 1:54,55,72,73,74.
10)al de einden
  Dat is, de bewoners van het aardrijk, van het ene einde tot het andere. Alzo ook Jes. 52:10.
11)gij ganse
  Dat is, Gij allen, die op de aardbodem woont; gelijk Ps. 96:9.
12)des Konings,
  Te weten, voor den Heere Christus.
13)bruise met
  Hebr. dondere; te weten, van vreugde. Dit zijn manieren van spreken bij gelijkenis, om aan te wijzen de grote vreugde, die de gelovigen, de ganse wereld door verspreid, te water en te land en in alle manieren, scheppen zullen uit de verkondiging van het heilige Evangelie. Zie Ps. 96:11.
14)met de handen
  Hebr. met de handpalm. Dit ziet op het gebruik der mensen, die met het klappen der handen vreugde bedrijven en betonen dat zij een zeer goed behagen en genoegen aan ene zaak hebben. Alzo ook Ps. 47:2, en Jes. 55:12.
15)vreugde
  Of, juichen.
16)des HEEREN;
  Te weten, Christus.
17)Hij komt
  Dat is, Hij zal komen. Versta dir zo van de eerste als van de tweede toekomst van Christus.
18)de aarde te
  Dat is, de inwoners van het aardrijk.
19)in gerechtigheid
  Dat is, gerechtiglijk, gelijk Ps. 96:13.
20)in alle rechtmatigheid.
  Hebr. in rechtmatigheden.