1) | gij den tabernakel, |
|
Te weten, gij Mozes, door den dienst der Levieten.
|
2) | gij zult de ark met den voorhang bedekken. |
|
De mening is, gij zult het voorhangsel voor de ark hangen, dat men ze niet zie, makende alzo een afscheiding tussen het allerheiligste en het heilige; Exod. 26:33,34.
|
3) | schikken wat daarop te schikken is; |
|
Dat is, gij zult alles in bekwame orde schikken; verstaande inzonderheid de toonbroden.
|
4) | tot een eeuwig priesterdom |
|
Alzo namelijk, dat het niet nodig zou zijn de zalving te vernieuwen, als hun nakomelingen tot priesters gewijd zouden worden, want naderhand werden alleen de hogepriesters gezalfd.
|
5) | in het tweede jaar, |
|
Te weten, na den uitgang uit Egypte.
|
6) | Mozes richtte den tabernakel op, |
|
Te weten, door de handen der Levieten.
|
7) | de getuigenis in de ark, |
|
Dat is, de twee tafelen der wet Gods; Exod. 25:16.
|
8) | het brood in orde, |
|
Hebreeuws, de orde des broods; te weten, de twaalf toonbroden, representerende de twaalf stammen, en daaronder alle gelovigen.
|
9) | voor den voorhang. |
|
Die het heilige van het heilige der heiligen onderscheidde.
|
10) | gelijk de HEERE |
|
Dit wordt meermalen herhaald, aanwijzende dat zij in zaken, die God en den godsdienst aangaan, niet gedaan hebben dan wat God hun bevolen had.
|
11) | Toen bedekte de wolk de tent der samenkomst; |
|
Hier wordt voltrokken hetgeen God de Heere beloofd heeft Exod. 25:8. Zie dergelijke 2 Kron. 5:14, en Ezech. 43:4,5.
|
12) | het vuur was er bij nacht op, |
|
Dat is, de vuurkolom.
|
13) | in al hun reizen. |
|
Te weten, door de woestijn, totdat zij in het beloofde land Kanaän kwamen.
|