1) | hefoffer, |
|
Als, goud, zilver, koper, enz.
|
2) | allen morgen vrijwillig offer. |
|
Hebreeuws, in den morgen in den morgen.
|
3) | ieder man van zijn werk, |
|
Hebreeuws, man man.
|
4) | Het volk brengt te veel, |
|
Hebreeuws, het volk vermenigvuldigt te brengen; of, vermenigvuldigende brengt het volk.
|
5) | een stem zoude laten gaan door het leger, |
|
Dat is, een gebod, uitroeping, proclamatie, plakkaat.
|
6) | make geen werk meer |
|
Dat is, bereiden geen stof meer tot dit werk.
|
7) | der stoffe was |
|
Hebreeuws, des werks; dat is, de stof of materie, tot het werk, gelijk Exod. 36:6.
|
8) | denzelven genoeg |
|
Te weten, den kunstigen werkmeester.
|
9) | tabernakel van tien gordijnen, |
|
De tabernakel is het eerst gemaakt, ofschoon Exod. 25: de ark, de tafel en de kandelaar vòòr den tabernakel genoemd worden, want daarin moest al het gereedschap staan.
|
10) | één maat. |
|
Zo in de breedte, als in de lengte.
|
11) | een tent over den tabernakel; |
|
Tent, betekent hier zoveel als een dak of deksel.
|
12) | houvasten had een berd, |
|
Hebreeuws, handen.
|
13) | twee voeten onder elk berd. |
|
Hebreeuws, twee voeten, twee voeten onder ‚‚n berd.
|
14) | een voorhang van hemelsblauw, |
|
Dit voorhangsel maakte een scheiding tussen het heilige en het heilige der heiligen.
|
15) | een deksel van hemelsblauw, |
|
Dit was een ander deksel, onderscheiden van het voorhangsel, Exod. 36:35.
|