1) | in het doorgraven, |
|
Gelijk Matth. 24:43. Hebreeuws, in doorgraving, of, met een doorgravend instrument.
|
2) | het zal hem geen bloedschuld zijn. |
|
Hebreeuws, het zal hem geen bloeden zijn; dat is, hem [te weten den doodslager des diefs] zal geen bloed toegerekend worden; hij zal daarom niet als een doodslager gestraft worden. Aldus wordt het woord bloeden genomen, Num. 35:27, en elders.
|
3) | Indien de zon |
|
Dat is, indien het klaar dag is als de dief inbreekt, die hem dan doodslaat, diens bloed zal daarom vergoten worden.
|
4) | over hem opgegaan is, |
|
Te weten, over den dief, toen hij geslagen werd.
|
5) | hem een bloedschuld zijn; |
|
Te weten, den doodslager.
|
6) | volkomen wedergeven; |
|
Hebreeuws, wedergevende wedergeven; hij, te weten den dief, van welken Exod. 22:1 gesproken is, welke zaak hier vervolgd wordt.
|
7) | in zijn hand |
|
Dat is, bij hem, hetzij in zijn huis, of stal, eer hij het gestolene geslacht of verkocht heeft.
|
8) | voorzeker gevonden wordt, |
|
Hebreeuws, gevonden wordende gevonden wordt.
|
9) | hetzij os, of ezel, of klein vee, |
|
Hebreeuws, van den os tot den ezel.
|
10) | wijngaard laat afweiden, |
|
Versta hierbij, of iets dergelijks, als hof, of tuin, jonge boompjes of hagen, enz.
|
11) | en vat |
|
Hebreeuws, en het vindt de doornen.
|
12) | de doornen, |
|
Versta hierbij, of het stro, of hooi, of iets dergelijks, wat lichtelijk in brand komt.
|
13) | of vaten te bewaren geeft, |
|
Dat is, huisraad.
|
14) | goden gebracht worden, |
|
Dat is, overheden, gelijk Exod. 21:6.
|
15) | of hij niet zijn hand aan zijns naasten have gelegd heeft. |
|
Versta hierbij, om te onderzoeken.
|
16) | hetwelk iemand zegt, |
|
Anders, die zegt dat het dat is, of dat hij het is.
|
17) | beider zaak zal voor de goden komen; |
|
Te weten, des klagers, en des beklaagden.
|
18) | bewaren geeft, |
|
Te weten, voor geld.
|
19) | niemand ziet; |
|
Te weten, die daarvan getuigen kon.
|
20) | des HEEREN eed tussen hen beiden zijn, |
|
Dat is, de eed, waarmede de Heere tot getuige wordt aangeroepen.
|
21) | zal [dien] aannemen; |
|
Dat is, met den eed tevreden zijn, en zich laten vergenoegen.
|
22) | hij zal het niet wedergeven. |
|
Te weten, de bewaarder.
|
23) | zekerlijk gestolen is, |
|
Hebreeuws, stelende gestolen is.
|
24) | het brenge tot getuige, |
|
Dat is, iets, of, wat van het verscheurde, gelijk Amos 3:12.
|
25) | begeert, |
|
Versta hierbij, en hij leent het hem.
|
26) | zal hij het volkomen wedergeven. |
|
Hebreeuws, zal het wedergevende wedergeven; dat is, betalen.
|
27) | indien het gehuurd is, |
|
De zin is: hij die het gehuurd heeft, zal vrij zijn met de bedongen huur te betalen.
|
28) | die niet ondertrouwd is, |
|
Een ondertrouwde maagd te beslapen was de dood; Deut. 22:23.
|
29) | ganselijk weigert haar aan hem te geven, |
|
Hebreeuws, weigerende weigert.
|
30) | geven |
|
Hebreeuws, wegen; eertijds woog men elkander het geld toe.
|
31) | naar den bruidschat der maagden. |
|
Dit was vijftig sikkelen zilvers, Deut. 22:29. Dit zijn omtrent twaalf rijksdaalders en een half.
|
32) | toveres zult gij niet laten leven. |
|
Versta, dat dit ook gesproken wordt van de tovenaars, Deut. 18:10.
|
33) | die zal zekerlijk gedood worden. |
|
Lev. 20:15, beveelt God dat het beest ook zal gedood worden.
|
34) | offert, |
|
Onder den naam van offerande doen, moet men ook verstaan allerlei dienst en eerbieding, Deut. 17:3.
|
35) | die zal verbannen worden. |
|
Dat is, hij zal gehouden worden voor vervloekt, en zal uitgeroeid worden.
|
36) | enigszins beledigt, |
|
Hebreeuws, beledigende beledigt.
|
37) | enigszins tot Mij roepen, |
|
Of, ernstig. Hebreeuws, roepende roepen.
|
38) | zekerlijk verhoren; |
|
Hebreeuws, verhorende verhoren.
|
39) | woeker leggen. |
|
Het Hebreeuwse woord neschech heeft zijn naam van bijten, omdat de woeker de arme lieden bijt en verteert.
|
40) | enigszins |
|
Hebreeuws, te pand nemende te pand neemt.
|
41) | uws naasten |
|
Versta hierbij, indien hij een arm man is, die maar ‚‚n kleed heeft, gelijk blijkt uit Exod. 22:27; Deut. 24:12,13.
|
42) | kleed te pand neemt, |
|
Versta hieronder ook deksel.
|
43) | eer de zon |
|
Of, tegen, terwijl de zon ondergaat.
|
44) | ondergaat; |
|
Hebreeuws, ingaat; te weten, in haar slaapkamer, gelijk David spreekt, Ps. 19:6.
|
45) | De goden zult gij niet vloeken, |
|
Zie Exod. 21:6, en versta hier, door de oversten, zowel de voorstanders der kerk als der politieke regering van dien tijd, gelijk blijkt uit de woorden van Paulus, Hand. 23:3.
|
46) | Uw volheid |
|
Dat is, de volrijpe vruchten, of de vruchten, die vol en rijp zijn, gelijk Num. 18:27.
|
47) | uw tranen |
|
Aldus worden de wijn en de olie genoemd, omdat zij als tranen vlieten, wanneer zij uitgeperst worden.
|
48) | niet uitstellen; |
|
Versta hierbij, maar gij zult ze Mij ten rechten tijd betalen.
|
49) | zult gij Mij geven. |
|
Of, rantsoenen met vijf sikkelen zilvers, die men den priesters des Heeren gaf, Num. 18:16.
|
50) | heilige lieden zijn; |
|
Hebreeuws, mannen der heiligheid; dat is, leidende een heiliger en godzaliger leven dan de heidenen.
|
51) | dat op het veld verscheurd is, |
|
Lev. 17:15 worden hier bijgevoegd de beesten, die vanzelf sterven.
|