< Micha 2 >
1 2 3 4 5 6 7
1)Wee dien, die ongerechtigheid bedenken, en kwaad werken1) op hun legers;2) in het licht van den morgenstond doen zij het,3) dewijl het in de macht van hunlieder hand is.4)
2)En zij begeren akkers,5) en roven ze, en huizen, en nemen ze weg; alzo doen zij geweld aan den man6) en zijn huis,7) ja, aan een iegelijk8) en zijn erfenis.9)
3)Daarom, alzo zegt de HEERE: Ziet, Ik denk een kwaad over dit geslacht,10) waaruit gijlieden11) uw halzen niet zult uittrekken,12) en zult zo rechtop niet gaan;13) want het zal een boze tijd zijn.14)
4)Te dien dage zal men15) een spreekwoord over ulieden opnemen;16) en men zal een klagelijke klacht klagen, en zeggen: Wij zijn ten enenmale verwoest;17) Hij verwisselt18) mijns volks deel;19) hoe ontwendt Hij mij;20) Hij deelt uit, afwendende onze akkers.21)
5)Daarom zult22) gij niemand hebben,23) die het snoer werpe in het lot,24) in de gemeente des HEEREN.
6)Profeteert gijlieden niet,25)26) zeggen zij, laat die29) profeteren;27) zij profeteren niet als28) die; men wijkt niet af30) van smaadheden.31)
7)O gij, die Jakobs huis geheten zijt!32) Is dan de Geest des HEEREN33) verkort?34) Zijn dat Zijn werken?35) Doen Mijn woorden geen goed bij dien,36) die recht wandelt?37)
8)Maar38) gisteren stelde zich Mijn volk op,39) tot vijand,40) tegenover een kleed;41) gij stroopt42) een mantel van degenen,43) die zeker voorbijgaan,44) wederkomende van den strijd.45)
9)De vrouwen Mijns volks verdrijft gij, elkeen uit het huis van haar vermakingen;46) van haar kinderkens neemt gij Mijn sieraad47) in eeuwigheid.48)
10)Maakt u dan op, en gaat henen;49) want dit land zal de rust niet zijn;50) omdat het verontreinigd is, zal het u verderven, en dat met een geweldige verderving.51)
11)Zo er iemand is, die met52) wind omgaat,53) en valselijk liegt, zeggende: Ik zal u profeteren54) voor wijn en voor sterken drank!55) dat is een profeet dezes volks.56)
12)Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen;57) voorzeker zal Ik Israels overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra;58) als een kudde in het midden van haar kooi59) zullen zij van mensen deunen.
13)De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken;60) zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de HEERE in hun spits.61)62)