| 1) | was de slaap |
| |
Hebreeuws, de slaap des konings was weggevlucht; dat is, de koning kon niet slapen. Dit is alzo door de beschikking Gods geschied.
|
| 2) | het boek der gedachtenissen, |
| |
Dat is, in hetwelk de gedenkwaardige zaken der koningen in Perzië en Medië geschreven en bij memorie gesteld waren. Anders, het memorieboek.
|
| 3) | de kronieken, |
| |
Hebreeuws, de woorden der dagen.
|
| 4) | in de tegenwoordigheid |
| |
Hebreeuws, voor des konings aangezicht.
|
| 5) | gelezen. |
| |
Deze koning wilde zijn tijd niet nutteloos doorbrengen, maar dewijl hij niet slapen kon, zo liet hij zich wat nuttigs voorlezen.
|
| 6) | dat Mordechai |
| |
Zie boven, Esth. 2:21.
|
| 7) | Bigthana en Theres, |
| |
Genoemd Bigthan, boven, Esth. 2:21.
|
| 8) | verhoging |
| |
Hebreeuws, grootheid.
|
| 9) | hierover gedaan? |
| |
Te weten, vanwege het ontdekken der moordenaars.
|
| 10) | hem |
| |
Dat is, hij heeft in het geheel geen loon noch verering ontvangen voor het ontdekken en aanbrengen van dit moorddadig voornemen tegen den koning.
|
| 11) | niets gedaan. |
| |
Hebreeuws, geen woord, of zaak.
|
| 12) | in het voorhof? |
| |
Versta hier, het buitenvoorhof, waar des konings dienaars waren, op zijn dienst passende.
|
| 13) | om den koning te zeggen, |
| |
Dat is, om met den koning te spreken, dat men, enz.
|
| 14) | in zijn hart: |
| |
Dat is, bij zichzelven.
|
| 15) | meer dan tot mij? |
| |
Dit besloot hij uit de veelheid der weldaden, die hij alrede van den koning genoten had.
|
| 16) | het koninklijke kleed brengen, |
| |
Hebreeuws, het kleed des koninkrijks.
|
| 17) | koninklijke kroon |
| |
Hebreeuws, kroon des koninkrijks.
|
| 18) | op dat paard |
| |
Dit is eertijds geweest de grootste eer, die de koningen hun liefsten en meest geëerden vrienden deden; zie dergelijke Gen. 41:43, en 1 Kon. 1:33.
|
| 19) | werd voortgedreven |
| |
Of, dreef zichzelven voort; te weten, door hartzeer en verdriet. Vergelijk 2 Kron. 26:20.
|
| 20) | met bedekten hoofde. |
| |
Hebreeuws, bedekt van hoofd; een teken van droefenis; zie 2 Sam. 15:30; Jer. 14:4.
|
| 21) | zijn wijzen, |
| |
Dat is, zijn raadsheren, wier raad hij gewoon was te gebruiken in grootgewichtige zaken. Doch anderen verstaan hier de tovenaars en voorzeggers, met welken zich Haman in deze zaak beried.
|
| 22) | Indien Mordechai, |
| |
Anders, dewijl.
|
| 23) | gij zult gewisselijk |
| |
Hebreeuws, gij zult vallende vallen voor zijn aangezicht.
|